In januari 1886 kreeg Willem Smit de opdracht om 25 booglampen te leveren voor de elektrische verlichting van Amsterdam CS. Tijdens de bouw van het station in januari 1888 zorgde hij voor elektrische verlichting voor de bouwvakkers die ook in de nacht door moesten werken om het treinstation op tijd klaar te krijgen. Willem Smit had ervaring opgedaan met de aansluiting van de elektrische straatverlichting bij de Waalkade in Nijmegen in 1886 en net daarvoor de eerste elektrisch centrale in Nederland (Kinderdijk).
Hij werkte weer volgens het gebruikelijke concept. Hij kocht Swan boog- en gloeilampen bij een Belgische leverancier en fabriceerde zelf enkele dynamo's (generatoren) voor de voeding van de elektrische verlichting met aansluiting op een schakelbord (ook eigen fabricaat). De elektriciteitskabels werden gekocht in Engeland of Duitsland en in ringvorm aangelegd. Een machinist/stoker zat meestal bij de prijs inbegrepen. Hij zorgde ervoor dat de lampen bleven branden en dat zijn kennis werd overgedragen aan leerling machinisten uit Amsterdam, want de koolspitsen moesten dagelijks worden vervangen en de machines moesten blijven draaien anders ging het licht vanzelf uit.
Per lumen was de boog lamp aanzienlijk minder milieu belastend dan de gaslantaarn. De booglamp verbruikte per lumen vier maal minder energie dan de na 1882 zo in zwang geraakte gloeilampen.
In 1888 is de bouw van Amsterdam CS in volle gang. In de avond heeft Willem Smit de bouwvakkers voorzien van elektrische verlichting.
De verlichting van Amsterdam CS was ook weer een knap staaltje pionierswerk van Willem Smit uit een tijd dat alles nog uitgevonden moest worden en verlichting met 1 druk op de knop zoals wij dit nu kennen zeker niet vanzelf sprekend was.
Mooie plaat van Amsterdam CS uit 1900 met daarop links en rechts 2 booglampen voorzien van een touwtje, wellicht om ze omlaag te kunnen halen wanneer de koolspitsen vervangen moesten worden (dit gebeurde dagelijks).
Tijdens WO I werd de Duitse kabel vernietigd waarmee telegrafie contact werd onderhouden tussen Nederland en Nederlands Indië. Indië was alleen bereikbaar d.m.v. een Britse kabel, maar censuur op de lijn zorgde voor de roep naar een eigen systeem. Cornelis de Groot kreeg deze opdracht en ging ermee aan de slag in Malabar (Nederlands Indië).
Voor de verbinding naar Indië werd in Kootwijk een enorme zender gebouwd.Om storingen te voorkomen werd de ontvanger op een andere locatie neergezet. Voor de zender Kootwijk Radio was dat eerst op de hei in Sambeek ten zuiden van Boxmeer (Oost-Brabant). Op de heide nabij "het Radio-bos" werden zeven masten opgericht die elk 61,5 meter hoog waren, waaraan antennekabels werden bevestigd.
In die tijd moesten zend en ontvangstation op minstens 50 km afstand staan, aangezien de zwakke signalen gestoord konden worden door de sterke zender. Verder was de richting van Sambeek bepalend voor de keuze van de locatie. De richting van het ontvangstation Kootwijk moest loodrecht staan op de richting van de richting Kootwijk - Indië . Sambeek voldeed daaraan en in 1919 werd dit met de bouw een begin gemaakt. Eind 1919 werden hier voor het eerst signalen opgevangen vanuit Malabar (Bandung). Ondanks het feit dat Sambeek prima functioneerde verhuisde in 1924 de ontvanger naar landgoed Meyendel , dat had weer te maken met het feit dat het centrale telegraafkantoor in Amsterdam gelegen was en Sambeek uit de richting lag waardoor men berichten die men in Sambeek ontving naar Amsterdam moest doorzenden. Dat was nogal omslachtig. Zie ook DIT artikel. Enkele jaren later verhuisde het ontvangststation naar Noordwijk en uiteindelijk naar Nederhorst den Berg.
Het ontvangstation Sambeek is slechts korte tijd in gebruik geweest en er is zeer weinig over bekend maar onlangs vond ik
Nederland telde in totaal 3 koepelgevangenissen. Deze zijn tussen 1882 en 1900 gebouwd door architect Johan Metzelaar (Arnhem en Breda) en zijn zoon (Haarlem). De gevangenissen vielen op door de mooie neo-renaissance bouwstijlmet een soort kasteel torens bij de ingang en daarachter de gevangenis ondergebracht in een grote koepel waar de bewakers perfect zicht hadden op de gedetineerden. Een andere strafgevangenis in Den Haag (stadsdeel Scheveningen) werd ook door Johan Metzelaar gebouwd in 1886. Willem Benjamin Smit voorzag al deze gevangenissen van elektrisch licht en de koepelgevangenis Arnhem had de primeur in 1884 en was daarmee de eerste elektrisch verlichtte gevangenis van Nederland.
De oorspronkelijke functie hebben deze gevangenissen niet meer behalve een deel van de gevangenis van Den Haag. De anderen gevangenissen werden gesloten en zijn later onder meer gebruikt om asielzoekers te huisvesten, staan in de verkoop of hebben/krijgen een andere bestemming.
Koepelgevangenis Breda (1886). Bron: Stadsarchief Gemeente Breda
FILM Gevangenisleven en reclassering uit 1925 door Willy Mullens Ik vond 3 prachtige films over het gevangenisleven in 1925 die mooi bij dit artikel aansluiten. Let vooral ook op akte 3, daar zijn opnames gemaakt bij de koepel in Breda en volgens mij ook Haarlem (zie ook de foto van de breimachine in de cel, die is ook te zien in akte 3).
In 1888 werd op de scheepswerf van Koninklijke Maatschappij "De Schelde" een torpedoboot gebouwd voor de Nederlandse Marine, bestemd voor Nederlands Oost-Indië. In oktober van het zelfde jaar installeerde Willem Smit een felle elektrische booglamp waarmee men een zicht had van 1500 meter. De lamp werd aangedreven door een (stoom)dynamo ook fabricaat Willem Smit. Daarnaast werd ook de complete elektrische verlichting door Willem aangelegd. Hiermee was de Cerberus" de eerste torpedoboot van de Nederlandse Marine met elektrische verlichting.
De Cerberus (1888 - 1920) was één van de negentien torpedoboten die een naam meekregen van een Indische vulkaan. De anderen waren: Ardjoeno, Batok, Dempo, Empong, Foka, Goentoer, Habang, Idjen, Krakatau, Lamongan, Makjan, Nobo, Ophir, Pangrango, Rindjani, Smeroe, Tangha en Wajang. De gemiddelde snelheid van de torpedoboot was 21 mijl. Voor die tijd een enorme snelheid. In 1920 werd de torpedoboot uit de vaart genomen.