Hoogte Kadijk
Transformatoren (1936)
Thomas Rosskopf (1880-1953)
De oprichter van Smit Transformatoren, Draad, Weld en Ovens
Smit Transformatoren
Montage in de bak van een 4000 kVA transformator (Amsterdam 1916)
Smit Draad (1921-1927)
Kijkje in de Draadfabriek
Smit Transformatoren (1916)
4000 kVA transformator
Transformatoren
Smit Slikkerveer 1912
Smit Ovens
Vervoer van een grote oven per slede (Groenestraat Nijmegen 1936)
Thomas Rosskopf
Excursieleider KIVI bij Smit Slikkerveer (1911)
Smit Slikkerveer
Generator 1500 kW (1913)
Het vervoer van transformatoren d.m.v. paardentractie (Smit Transformatoren 1913-1915)
Dit duurde weken...
Smit Draad
Vrouw aan de omspinmachine (1926)
Smit Elektroden
Laselektroden afdeling 1935
Smit Slikkerveer
Elektrische centrale Tandjong Priok (1895)
Smit Slikkerveer
Wereldtentoonstelling Brussel 1910
Smit Gas Generatoren
1965-1969
Willem Benjamin Smit (1860-1950)
Elektriciteitspionier en grondlegger van de Smit bedrijven in Nederland
Smit Transformatoren
Spoelenmontage 1921
Professor Nolen (1938)
Beproeving oude gramme dynamo bij TU Delft
Smit Draad
Draadwals (1926)

Laatste updates

Welke proeven doe je om er voor te zorgen dat de transformator 50 jaar goed blijft functioneren

1 Inleiding

Je wilt weten of een product niet te duur is in het gebruik, of het wel tegen een stootje kan en hoe lang het eigenlijk wel mee gaat. Een transformator krijgt daarom een ook afnamekeuring, ook wel “Factory Acceptance Test” ( F.A.T. ) genoemd. Die F.A.T. bestaat uit een groot aantal proeven en elke proef omvat meerdere metingen. Je controleert dan of de transformator aan de internationale normen voldoet en aan de eisen van de klant. De aanname is dat deze transformator dan geschikt is voor 50 jaar “normaal” bedrijf, maar dat is geen 100% zekerheid.
Een aantal proeven is mede interessant vanuit historisch perspectief. Ter illustratie zal ik een vergelijking maken tussen de auto en een transformator. Dat doen we dan op drie punten.

  1. Als eerste : Hoeveel geld kost het als je de auto/transformator gebruikt.
  2. Ten tweede : Blijft de auto/transformator het nog doen als er plotseling een “incident” is.
  3. Ten derde : Hoe hard slijt de auto/transformator bij “normaal” gebruik en hoe lang gaat hij mee.

Eerst iets algemeens over proeven doen. Iedereen kan een getal aflezen van een meetapparaat en dat opschrijven, maar je moet jezelf steeds kritische vragen stellen zoals: Wat betekent het, klopt het wel met mijn verwachting, zijn er verstoringen die de resultaten beïnvloeden, ben ik iets vergeten. Ja, meten is een VAK.
Meten is weten, maar weet wel wat je meet. Het is een wat filosofische opmerking, maar beproeven houdt in dat je altijd heel kritisch naar de resultaten moet kijken. Ter illustratie het volgende praktijk voorbeeld.

Hoe kan dat?? Het uitgangspunt van alle meters is dat de stroom mooi sinusvormig is, maar die is dat nu niet meer. De ene meet de topwaarde en deelt het getal door √2. De ander meet de gemiddelde waarde en vermenigvuldigt dat met 1,1. Weer een ander meet alleen het deel van de stroom wat groter is dan nul en vermenigvuldigt dat met 2. De stroomwet van Kirchhoff klopt nog steeds, dus helaas geen Nobelprijs.
Een beproeving van een transformator ( maar ook een auto ) moet zo goed mogelijk de werkelijkheid nabootsen, maar ook praktisch uitvoerbaar zijn. Dat klinkt simpel, maar is het niet.
Elk meetresultaat bevat een zekere mate van onzekerheid. Als je meetresultaten gaat extrapoleren, via natuurkundige wetten, worden de onzekerheden nog groter. Dit is het best te illustreren met 2 voorbeeldjes.
-
Je meet de doorslagspanning van papier na 10 minuten ( zeg 20,0 kV of is het 20,1 kV ) en na 100 minuten ( zeg 19,0 kV of is het 18,9 kV ). Is de doorslagspanning bij 30 jaar dan zeker 3,0 kV of toch maar 2,5 kV.
-
De weersvoorspelling is ook een vorm van extrapoleren. Hoe verder weg, hoe groter de onzekerheid.

Proeven kun je onderverdelen in drie categorieën, zowel bij een transformator als een auto. Je moet daarbij wel in het achterhoofd houden realiseren dat de auto een serieproduct is en de vermogenstransformator op klantenspecificatie gebouwd wordt.

Lees meer

Het beproeven van grote transformatoren (en spoelen) - de verliezen

1. Het meten van de elektrische verliezen van een transformator.

Hoe kun je iets nauwkeurig meten. Als voorbeeldje gaan we bepalen hoeveel bier er in een bierpul zit.

Als je in een café alleen het bier hoeft te betalen en niet het schuim, dan zal er anders getapt gaan worden. In het rechter glas hoef je niet veel te betalen, maar aan de bar moeten ze wel hetzelfde doen als bij het linker glas. Het glas spoelen, tappen, serveren en afrekenen. Dit is maar een simpel voorbeeldje, maar dat moeten we vertalen naar de elektrische energietechniek. Het bier noemen we het actief vermogen en daarvoor moet je betalen. Het schuim noemen we het blind vermogen en daar hoef je niet voor te betalen. De energieleverancier stelt dus eisen aan jouw installatie, die mag niet teveel blindvermogen vragen.
Als je een wisselspanning op een spoel ( dan wel transformator ) zet, dan gaat er een stroom lopen. Er wordt dan vermogen aan de spoel geleverd. Dat bestaat uit een klein beetje actief vermogen (dat komt door de verliezen ) en heel veel inductief blindvermogen (dat komt door het magnetische veld ). Het meten van de verliezen wordt dan net als het meten van de hoeveelheid bier in het rechter glas.

De verliezen van een transformator bestaat uit twee delen. Het nullast (of ijzer) verlies ( zie hfdst. 2 ) wat voor het grootste deel in de kern zit. Het kortsluit ( of koper) verlies ( zie hfdst 3 ) zit voor een groot deel in het koper van de wikkelingen, maar ook in allerlei metalen constructiedelen zoals kern, kast en aandrukconstructie.
Als je verliezen wilt garanderen, dan moeten ze ook te meten zijn. Je wilt weten of de garantie overeenkomt met de werkelijkheid. In 1930 was al discussie over de indeling van de verliezen. ( Zie periodieke mededelingen No 30 “Indeelen en garandeeren der verliezen in Transformatoren” ). Er is toen afgesproken om te verwijzen naar de meetmethodes van de verliezen. We spreken over “nullastverlies” en “kortsluitverlies”. Het nullastverlies zit grotendeels in de ijzeren kern ( maar je spreekt niet over “ijzerverlies” ) en het kortsluitverlies zit voor een groot deel in het koper van de wikkelingen ( maar je spreekt niet over “koperverlies” ).
Zie ook: De verliezen van de transformator (willemsmithistorie.nl)

Men neemt nu aan dat deze twee verliezen onafhankelijk van elkaar zijn en dus apart gemeten kunnen worden. We tellen ze gewoon bij elkaar op om het totale verlies te krijgen. Metingen aan “kleine” transformatoren hebben aangetoond dat deze aanname redelijk goed is. Een meting van beide verliezen tegelijk is niet zo eenvoudig en vereist bovendien een meetopstelling met 2 identieke transformatoren ( zie paragraaf 4 ). Het kortsluitverlies is temperatuurafhankelijk. Je meet dus de omgevingstemperatuur en het kortsluitverlies bij die omgevingstemperatuur, die in de winter uiteraard anders is dan in de zomer. Je moet dus een referentie temperatuur afspreken om verliezen onderling te kunnen vergelijken. Smit was voorstander van een referentietemperatuur van 15 oC. Die ligt het dichtst bij de temperatuur die je normaal al hebt tijdens de meting. De referentie-temperatuur van 75 oC is internationaal afgesproken, dit is de temperatuur van de transformator bij nominaal bedrijf.

Lees meer

Giethars transformatoren

De droge vermogens transformator

Dit begrip is ook typische vaktaal uit de wereld van de elektrische energietechniek. Men is helemaal gewend aan transformatoren gevuld met olie. Geen olie, dat was in die wereld, was dus iets bijzonders. De meeste transformatoren, zoals in allerlei huishoudelijke apparatuur, bevatten geen vloeistof en zijn echt droog.
De elektrische isolatie van vermogens transformatoren was altijd gebaseerd op olie en papier. De uitvinding van giethars maakte een transformator mogelijk zonder olie; een droge transformator dus. Dit is vooral belangrijk op plaatsen waar je geen brand of lekkages wilt, zoals in de kelder van een kantoorflat of ziekenhuis, bij een chemische fabriek of op schepen. Er is er ook geen speciale lekbak onder de transformator meer nodig.
Elk voordeel heeft zijn nadeel. De prijs is wat hoger en de spanning was toen beperkt tot 24 kV. De elektrische isolatie tussen de laag- en hoogspanningswikkeling bestaat ook uit lucht en dat is nu eenmaal de zwakste schakel. De olie heeft ook een koelende functie en lucht koelt nu eenmaal veel slechter dan olie. Het vermogen van een droge transformator was toen ook beperkt tot zo’n 2 MVA. 

 
Giethars werd in eerste instantie gebruikt bij de fabricage van meettransformatoren in Ede en dat was Smit Ede. Het was dan ook een logische stap om de ontwikkeling en fabricage van gietharstransformatoren in Ede te concentreren. Daar zat de kennis en kunde van het werken met giethars. De laagspanningswikkeling werd gewikkeld van koperfolie. De isolatie tussen de windingen bestond uit papier wat voorzien was van een laklaag en werd mee gewikkeld met het koperfolie. Het geheel werd in een mal gemonteerd en dan onder vacuüm ingegoten met giethars.

De hoogspanningswikkeling werd gewikkeld van ronde gelakte koperdraad. Tussen de draden zat voldoende open ruimte, want de giethars moest overal kunnen komen bij het gietproces. Je wilt geen holtes in het giethars. Holtes kunnen leiden tot ontladingen en dus falen van de transformator. De regelwikkeling werd over de hoogspanningswikkeling gewikkeld en tegelijk mee ingegoten.
Nettransformatoren waren al gestandaardiseerd in vermogen en spanning. De variatie in transformator types was in de zestiger jaren dus al beperkt. Je hebt dus maar een beperkt aantal dure gietmallen nodig om de hele range in spanning en vermogen te kunnen maken. 
De laag- en hoogspanningswikkeling zijn nu “gewoon” twee cilinders die je over elkaar heen monteert. Het bouwen van de transformator lijkt veel op het werken met Lego, alleen de gewichten zijn een stuk groter.

De transformatoren werden verkocht onder de naam Resitra®. De droge transformator sluit goed aan bij de systemen die Hazemeyer en Coq leverden. Na de fusie tussen Smit en Holec liepen de klantcontacten dan ook veel meer via die bedrijven. 

Lees meer

Fritz Tauber - een verhaal over een Joods technisch tekenaar die door door de directie van Smit Transformatoren uit Kamp Westerbork werd gehaald (1942).

Fritz Tauber (1906-2004) was een legale Joodse emigrant die in 1938 vanuit Oostenrijk naar Nederland vluchtte vanwege het opkomende Nationaal Socialisme.Fritz Tauber Hij vond werk bij Smit Transformatoren (tekenaar/constructeur) en werd op 18 november 1942 opgepakt door de Nazi's en samen met zijn vrouw naar kamp Westerbork gestuurd. De directeur van Willem Smit & Co (Rosskopf) deed verwoede pogingen om hem weer vrij te krijgen middels briefcorrespondentie en steeds maar weer inpraten op de Duitse leiding. Men stelde : "Zonder Frits kunnen we geen Transformatoren maken, hij is een essentiële schakel in het proces". Uiteindelijk resulteerde dit in de vrijlating van Tauber en zijn vrouw op 21 november 1942. Enkele maanden later doken zij onder. Na 2 jaar ondergedoken gezeten te hebben in Friesland volgde op 17 April 1945 de bevrijding. Na de bevrijding ging hij weer werken bij Smit Transformatoren, het bedrijf dat zo belangrijk voor hem en zijn vrouw was geweest.

Opmerkelijk is dat er dus 2 boeken zijn uitgegeven van de belevenissen van oud medewerkers van Smit Transformatoren tijdens WO II. Het andere boek is onlangs in Nederland uitgegeven "Dansen in schuilkelders" van Johanna Wycoff-de Wilde. Mochten er nog meer oorlogsboeken zijn uitgegeven die zich afspeelden bij Smit Transformatoren dan hoor ik dat graag. 

Hieronder het verhaal van Fritz Tauber:

Vlucht uit Oostenrijk / aan de slag bij Smit  (1938)
In 1938 kwam de Oostenrijker Fritz Tauber met zijn vrouw aan in Nederland, letterlijk uit zijn huis/land verjaagd omdat hij van Joodse afkomst was. Nederland was in WO I neutraal gebleven en hij had goede hoop dat wanneer het tot een oorlog zou komen Nederland weer neutraal zou zijn. Hij dacht in Nederland veilig te zijn, maar dat bleek een illusie.

Fritz Tauber had jaren gewerkt bij Siemens Schuckert en Elin A.G. in Wenen, als constructeur/technisch tekenaar. Bij Elin hield hij zich tot 1938 bezig met de constructie van de 150 kV regelschakelaars en dat was zeer interessant voor Smit die toen nog niet zover waren. Door contacten tussen de directie van Smit en Elin kwam Rosskopf erachter dat de constructeur Fritz Tauber - die hen zo goed had geholpen met een Regeltransformator - zijn baan kwijt zou raken vanwege zijn Joodse afkomst, daarnaast werd het voor Fritz veel te gevaarlijk in Oostenrijk. Er werd een contract getekend en Fritz Tauber kreeg een werkvergunning in Nederland. Hij emigreerde zo snel hij kon met zijn vrouw naar Nederland met 25 Gulden en een passer op zak. 

Siemens Schuckert en Elin waren in die tijd technisch een voorloper op het gebied van de Regeltransformatoren en daarbij kwam zijn kennis zeer goed van pas. Er werd een huis geregeld voor de familie Tauber midden in Nijmegen.

In een bovenwoning aan de Mariënburg 70 werden zij ondergebracht. Anno 2020 zien we dat deze bovenwoning in het monumentaal pand nog steeds bestaat en gelegen is rechts naast café restaurant Toon en boven café Faber dat nog steeds huisnummer 70 heeft. De exacte locatie komen we binnenkort te weten.


Tekenkamer Smit Transformatoren 1949. Bron: Personeelsblad Smit Transformatoren. Foto: Onbekend, bedrijfsfotograaf.

Lees meer

Meettransformatoren

Meettransformatoren - nodig om hoge spanningen en grote stromen te kunnen meten

1 Inleiding

Je kunt bij de doe-het-zelf winkel een eenvoudige multimeter kopen. ( zie fig 1 ) Je kunt dan spanningen, stromen en weerstanden meten en zoiets mag eigenlijk niet in je gereedschapskist ontbreken. Een luxere variant beschikt over een ampèretang. Je sluit de tang om de geleider en je kunt de stroom aflezen ( Fig 2 ). Je kunt dan heel eenvoudig spanning en stroom meten zonder steeds de spanning uit te schakelen om zo draadjes te moeten verplaatsen.

Multimeters hebben voldoende bereik en genoeg nauwkeurigheid voor eigen gebruik. De maximale stroom die je kunt meten is zo’n 10 Ampère en een maximale spanning zo’n 1000 Volt. Je ziet, wel voldoende voor thuis, maar veel te beperkt voor het elektriciteitsnet.

Je vraagt je natuurlijk af: Hoe doen ze dat dan daar??

2 Het meten van de spanning via de spanningstransformator

Je wilt weten hoe hoog de spanning is die op een doorvoering staat. Die spanning kun je niet zomaar met een draadje aansluiten op een Voltmeter. Je moet de hoge spanning eerst transformeren naar een lage en veilige waarde. Dat doe je dus met een spannings(meet)transformator. Die moet nauwkeurig zijn tussen ca 80% en 120% van de nominale spanning. Hogere en lagere wisselspanningen komen toch niet voor bij normale bedrijfsomstandigheden in installaties. Je wilt de spanning weten om het te kunnen regelen in het net, maar ook om te bepalen wat het vermogen is dat door de transformator omgezet wordt. In het hoogspanningslaboratorium bij Smit is wel een heel grote nauwkeurigheid vereist over een veel groter gebied. Voor de diepere theorie en normen verwijzen we naar Wikipedia: Spanningstransformator - Wikipedia 

Het is verder een “normale” transformator, alleen de stroom door de wikkelingen is heel klein. Deze transformator wordt nauwelijks belast en staat eigenlijk in nullast. De primaire ( zeg maar hoogspanning ) wikkeling heeft heel veel windingen van heel dunne draad.  De spanning over de wikkeling stelt hoge eisen aan de isolatie in de wikkeling zelf. De spanningsmeettransformator is daarom ook gevuld met olie ( zie fig 3 t/m fig 5).  

Zie ook : Stroom-transformator (1940 - 1950) (willemsmithistorie.nl)

De eerste spanningstransformatoren werden gewikkeld met katoen omsponnen koperdraad. Er is hierover helaas geen informatie meer te vinden. In een later stadium werd gelakt koperdraad gebruikt en papier als extra isolatie waar nodig. Als de olie warm wordt, dan zet die uit. Er kan dan in hoge druk ontstaan in het kastje. Je kunt de expansie van de olie opvangen in een conservator ( zie fig 5 ) . Dit is te vergelijken met het expansievat in de centrale verwarming. Een conservator kost geld en vraagt onderhoud. Een constructie zonder conservator is te prefereren.

Lees meer

Smit maakt de sprong van 220 kV --> 380 kV

Inleiding

Het koppelen van elektriciteitscentrales werd voor de tweede wereldoorlog al veel gedaan. In geval van een storing kon men elkaar steunen, zodat de elektrische energie voorziening aan de gebruikers geen hinder ondervond. De plannen om grote stedelijke centrales op 150 kV niveau te koppelen kwamen rond 1930 al op. Dit 150 kV koppelnet begon in de 50-tiger jaren het karakter te krijgen van een transportnet. Het verbruik van elektrische energie bleef maar stijgen en een volgende stap was dus nodig.
Het hing al enige tijd in de lucht. De S.E.P. ( de voorloper van TenneT ) wil een 380 kV net bouwen. Dit 380 kV net moet de bestaande 150 kV en 220 kV netten koppelen, maar ook de elektriciteits centrales die verspreid staan over het land. Dit 380 kV net bestrijkt niet alleen heel Nederland, maar maakt ook koppelingen mogelijk met België en Duitsland.
Smit ging zich al in een vroeg stadium voorbereiden, want dit is een grote sprong in transformatortechniek, namelijk van 220 kV naar 380 kV. Smit was al op volle snelheid bezig toen begin 1966 de opdracht binnenkwam. Wat moet je allemaal niet technisch onderzoeken om deze sprong mogelijk te maken en hoe verliep die sprong. Wat leverde al die technische onderzoeken nog meer op, want de spin off van zo’n project is vaak heel groot. Smit is na dit succes gepromoveerd naar de eredivisie van de 400 kV transformatorfabrikanten en dankzij de resultaten van al dit werk draait Smit nog steeds mee in de top van deze eredivisie. Er ligt een nieuwe markt open met veel technische uitdagingen.
In een eerder verhaal van Erik de Vries is al aandacht besteed aan dit project en de rol van Smit Transformatoren hierin. (1966 start bouw landelijk koppelnet 380 kV.) Dit onderstaande verhaal kijkt vanuit een technische invalshoek.

Een één fase transformator uit 1968-JoopKuipers-HR
Een één fase transformator van Smit uit 1968, bron collectie Joop Kuipers.

Hoe doen anderen het?

Ontwikkelen begint altijd met de vraag: Hoe doen anderen het? Je maakt eerst een overzicht van ontwerpgegevens en constructiedetails uit de literatuur. Die meeste literatuur was van west Europese transformatorfabrikanten, die zo hun technische kunde lieten zien aan potentiële klanten. In die tijd waren en in Europa nog veel fabrikanten van grote transformatoren. Het aantal fabrikanten in Europa is tegenwoordig veel kleiner door de vele fusies en reorganisaties. Het merendeel van de ontwerpen in de literatuur waren eenfase transformatoren en de regeling van de spanning werd meestal gedaan met een aparte regeltransformator. Dit onderzoek is uitgevoerd door Frank den Outer, technische specialist bij Smit. Tegenwoordig noemen we zoiets een marktonderzoek.


Wat wil de klant precies?

De opbouw van het Nederlandse elektriciteitsnet vereiste echter een totaal ander ontwerp. De afzonderlijke 150 kV netten zijn indirect geaard en het 380 kV net wordt niet bij elke transformator direct geaard. Er kunnen dus hoge spanningen op de sterpunten komen bij eenfase kortsluitingen in het net. De sterpunten van de 150 kV en 380 kV wikkelingen moeten dan ook met hoge spanningen beproefd worden. Een aparte regeltransformator is, praktisch gezien, niet meer mogelijk.

Lees meer

Transformator olie - een product in ontwikkeling dat steeds geraffineerder wordt

Transformatorolie 

1 Inleiding

Olie is een belangrijke vloeistof. We kennen de aardolie die gewonnen wordt op veel plaatsen in de wereld. We kennen ook de olie die gewonnen wordt uit planten, zoals zonnebloemen en noten. Wil je de olie met de juiste eigenschappen hebben, dan moet je de olie raffineren. In dit verhaaltje wil ik me beperken tot transformatorolie. Transformatorolie wordt gewonnen uit aardolie, het milieuaspect is dus een minpunt. Transformatorolie moet aan heel veel eisen voldoen en dat vereist een complex raffinageproces. Een overstap naar ander soort olie is dus niet zo simpel en vereist veel ontwikkelingswerk.

Sinds een aantal jaren is er ook transformatorolie op basis van planten zoals zonnebloemen. Het milieuaspect en de geringe brandbaarheid zijn grote pluspunten, de stroperigheid en de werking als smering zijn helaas minpunten. Het gebruik van deze “groene” olie bij nettransformatoren neemt snel toe en de grote transformatoren zullen in de toekomst zeker volgen. Transformator is ook te maken uit aardgas. Je kunt de aardgasmoleculen als een soort bouwsteen gebruiken om complexe moleculen te maken (synthetiseren noemen ze dat ). Deze olie is zuiverder dan de olie die geraffineerd is uit aardolie.

Je ziet: "Er zit meer in olie dan je denkt".

Smit deed in het verleden heel veel materiaalonderzoek. Het onderzoek varieerde van röntgenonderzoek van lassen voor Smit Weld, hittebestendigheid van metalen voor Smit Ovens, isolatielakken voor Smit Draad en olieonderzoek voor Smit Transformatoren. Smit moest veel meetmethodes en meetapparaten zelf ontwikkelen, net zoals veel andere bedrijven in Nederland. Die apparaten waren ook nodig voor kwaliteitscontroles tijdens het productieproces. Tegenwoordig zijn veel metingen gestandaardiseerd via internationale normen. Meetapparatuur is daardoor nu “gewoon” te koop.

2 Waarom zit er eigenlijk olie in een transformator?

De elektrische isolatiewaarde van olie is ca 20 keer hoger als die van lucht. Een isolator-ketting aan een 150 kV hoogspanningsmast heeft een lengte van 1,5 meter. Een 150 kV wikkeling onder olie behoeft maar een afstand van 0,07 meter. Je hebt dus een hoge isolatiewaarde nodig om de afmetingen van de transformator te beperken.
De kern en wikkelingen moeten gekoeld worden. Koeling met vloeistoffen gaat veel beter dan met lucht, dus nog een reden om voor olie te kiezen.

Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. De olie moet aan veel eisen voldoen, zowel aan het begin van zijn leven als na 30 jaar. De olie moet goed blijven en mag chemisch niet veel veranderen. De olie mag dus niet veel verouderen. Dit alles stelt hoge eisen aan de olie zelf, maar ook aan de productieprocessen in de fabriek. Ik zal dat verderop in het verhaal toelichten.

 

Er zijn wel transformatoren met lucht als isolatie. Droge transformatoren werden ze genoemd. Ze zijn wat duurder dan de olie gevulde en hebben wat meer verliezen. Ze worden gemaakt tot een hoogste netspanning van 36 kV. Ze worden veel gebruikt waar men zeker geen olie wil hebben. Je moet dan denken aan de energievoorziening in wolkenkrabbers, grote hijskranen, aan boord van schepen maar ook in windmolens. 

Lees meer

Stoomdynamo voor elektrische centrale Roosendaal (1907)

In 1906 leverde Smit Slikkerveer stoomdynamo's en de elektrische installatie (schakelborden) voor de elektrische centrale in Roosendaal. Hieronder enkele prachtige foto's van de machine hal. Wie heeft meer informatie over de elektrische centrale in Roosendaal ? Graag reacties onderaan dit artikel.

 
Elektrische centrale Roosendaal met stoommachines van Smit Slikkerveer (1907)


Hoofdschakelbord elektrische centrale Roosendaal (1907) 

De ontwikkeling van de stoomdynamo bij Smit Slikkerveer begint in 1884. In dat jaar krijgt Willem Smit het voor elkaar om een dynamo zo aan te passen dat de deze rechtstreeks op de stoommachine aangesloten kan worden. Het anker van de dynamo was zo groot gekozen dat het tevens kon dienen als vliegwiel. Deze ontwikkeling was in die tijd uniek en zelfs in het buitenland niet bekend. Willem Smit krijgt veel bekendheid door de vele publicaties in het blad "Engineering" uit Londen na een patent aanvraag.


Stoomdynamo van Smit uit 1885

In het archief van Smit Slikkerveer vonden we nog enkele foto's van verschillende typen stoomdynamo's die tussen 1907 en 1910  werden gemaakt en die zijn vrijwel identiek aan de eerste foto. 


Reclamefoto stoomdynamo's gemaakt bij Smit Slikkerveer tussen 1907 en 1911

Stoommachines van Smit Slikkerveer uit 1911. Bron: De Ingenieur.


Stoomdynamo Smit Slikkerveer gemaakt tussen 1905 en1912.

Bron: Archief van Brush HMA Ridderkerk, Geheugen van Nederland, de Ingenieur. 

Zie hieronder (PDF) ook de prachtige beschrijving van Marius Broos over de geschiedenis van elektriciteitscentrale Roosendaal uit 1907 (Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen op het station Roosendaal), waar Smit Slikkerveer de stoomdynamo's leverde.

https://mariusbroos.nl/Elektriciteitscentrale.pdf

Lees meer

Smit Slikkerveer op de Wereld tentoonstelling in Parijs (1900)

Wereldtentoonstelling Parijs 1900
Grote machinehal Wereldtentoonstelling Parijs 1900Van 15 april tot 19 november 1900 werd de Wereldtentoonstelling in Parijs gehouden. De "Exposition Universelle". Men vierde wat men had bereikt in de afgelopen jaren en nieuwe technische ontwikkelingen werden gepromoot door deze "Exposition Universelle" met 76000 exposanten op een gebied van 1.2 vierkante kilometer. Meer dan 50 miljoen bezoekers namen een kijkje bij deze tentoonstelling.

Nieuwe snufjes waren toen o.a. de roltrap en er werden voor het eerst filmopnamen gemaakt (met geluid) door Edison. In een prachtig decor van Jugendstil was ook een grote Nederlandse delegatie uitgenodigd. Twee Nederlandse fabrieken, Stork en Smit Slikkerveer  hadden een speciale opdracht meegekregen. Zij moesten samen het elektriciteitsgebouw op deze tentoonstelling verlichten. Stork leverde de stoommachine en Willem Smit de stoomdynamo en elektromotoren.

Willem Benjamin Smit in 1888Willem Smit kreeg met deze opdracht de erkenning voor zijn pionierswerk én men had nu ook internationaal aansluiting gekregen. Na afloop ontving hij de "Medaille D'or". In hetzelfde jaar werd hij ook nog Ridder in de orde van Oranje Nassau. Verder in dit artikel zie je een foto van deze oorkonde, samen met een unieke foto van de machines van Smit, die tevoorschijn kwamen tijdens het inscannen van een grote hoeveelheid oude glas negatieven uit het archief van Brush Ridderkerk. Place d'electricité (de grote machinehal)

Lees meer: Smit Slikkerveer op de Wereld tentoonstelling in Parijs (1900)

Schrijf reactie (0 Reacties)

130 jaar elektrische straatverlichting in Nederland (Nijmegen 1886 - 2016)

Tuimellantaarn Nijmegen 1886 (pentekening Willem Benjamin Smit)Op 01-07-2016 was het exact 130 jaar geleden dat de elektrische straatverlichting in Nijmegen in gebruik werd genomen. Willem Smit had eerder dat jaar in Kinderdijk al de eerste openbare Nederlandse elektriciteitscentrale aangelegd met 350 aansluitingen naar fabrieken en particulieren, direct gevolgd door Nijmegen.

Elektrische straatverlichting in Nijmegen
Nijmegen was dus enkele maanden later aan de beurt. Willem installeerde zijn tuimellantaarns, die voorzien waren van een voor die tijd unieke constructie die men kon tuimelen zodat de koolspitsen in de booglamp vervangen konden worden nadat ze waren opgebrand, hetgeen dus zeer frequent moest gebeuren. Nijmegen was daarmee de eerste gemeente met een (piepkleine) elektriciteitscentrale, die uitsluitend stroom leverde voor de straatverlichting (dus niet aan particulieren of fabrieken). Het moet in die tijd een prachtig gezicht geweest zijn om de Waalkade elektrisch verlicht te zien.

Booglamp W. Smit 1893

De koolspitslamp, ook wel koolstaaf booglamp genoemd, wordt gezien als de voorloper van de gloeilamp. Het licht dat deze lamp verspreidt, komt tot stand door een continue vonkoverdracht tussen twee elektroden van geperst koolpoeder. Dit principe lijkt een beetje op elektrisch lassen. De verblindende straal wit licht was zo fel dat de lamp eigenlijk alleen geschikt was als pleinverlichting of als zoeklamp voor schepen.

Toen Edison de gloeilamp uitvond (1879) kwam pas de echte vooruitgang tot stand op het gebied van verlichting. Deze werd ook door Willem Smit toegepast, maar rond 1886 was de booglamp (met name voor buiten verlichting) met zijn grote licht opbrengst nog altijd praktischer en goedkoper dan een oplossing met een groter aantal gloeilampen met ieder een geringere lichtopbrengst.Dit ondanks het feit dat Nijmegen in die tijd de gloeilampenstad van Nederland was met meerdere gloeilampenfabrieken.

Willem Smit verkocht in deze jaren ook gloeilampen aan een zekere A.F. Philips, enkele jaren voordat Philips werd opgericht in 1891 en zij de gloeilampen industrie overnamen. Anton Philips herinnerde zich nog een order van 2 x 50 lampen die in 1895 weer bij Willem Smit besteld werden. In het prille begin van Philips was Willem Smit dus hun huisleverancier voor gloeilampen.

Lees meer: 130 jaar elektrische straatverlichting in Nederland (Nijmegen 1886 - 2016)

Schrijf reactie (6 Reacties)

130 jaar elektriciteit in Nederland (Kinderdijk 1886 - 2016)

Willem Benjamin Smit in 1888Op 19-04-2016 was het precies 130 jaar geleden dat de eerste openbare elektriciteitscentrale van Nederlands fabricaat van start ging ( de N.V. Electrische Verlichting Kinderdijk). De oprichter was Willem Benjamin Smit. Nadat Willem enkele jaren daarvoor (1881) een verlichtingsinstallatie had gebouwd voor de fabriek van Diepeveen, Lels en Smit, wilde de directeur ook elektriciteit in zijn eigen huis. Dit wekte grote belangstelling bij andere fabrikanten, want zij wilden ook hun olielampen vervangen door elektrisch licht. In 1884 werd Willem gevraagd om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een elektrische centrale in Kinderdijk. 

Eerste Nederlandse wisselcentrale Kinderdijk 1886

De elektrische centrale Kinderdijk (1886). Bron: Brush Ridderkerk, Deze centrale bestaat niet meer. Ergens in de zestiger jaren van de vorige eeuw is het pand gesloopt.  

Zo ontstond het idee om een elektrische centrale te bouwen die niet alleen aan fabrieken, maar ook aan particulieren stroom zou kunnen leveren. De begroting kwam uit op HFL 26000,- en het kapitaal werd verstrekt door Jan Smit V die we later tegen komen. Hij verstrekte een lening tegen 3.5 % rente en de eerste elektriciteitscentrale in Nederland, de "N.V. Electrische Verlichting Kinderdijk" was een feit.

Naar de elektrische centrale van Thomas Edison
In 1884 ging Willem met een door hem zelf (elektrisch) verlicht schip van de Holland-Amerika lijn naar de Verenigde Staten (New York) om daar de eerste elektrische centrale van Thomas Edison ( The Edison Electric lluminating Company) te kunnen aanschouwen die al in 1882 "het licht" zag. De ervaringen die hij daar opdeed paste hij toe bij de centrale in Kinderdijk.

1882 Edison 640px-Thomas Edison2
Links:  The Edison Electric lluminating Company, rechts:  Thomas Edison (Bron: Wikipedia).

Lees meer: 130 jaar elektriciteit in Nederland (Kinderdijk 1886 - 2016)

Schrijf reactie (11 Reacties)

Dansen in schuilkelders bij Willem Smit & Co's Transformatoren fabriek (1940-1945) Johanna Wycoff-de Wilde

Johanna Wycoff - de Wilde

Begin 2010 vond ik bij toeval de website "Dancinginbombshelters.com" en zag de beschrijving van een dagboek dat zich grotendeels afspeelde bij Smit Transformatoren. Daarop heb ik de Engelse versie van het boek gekocht en per mail contact gezocht met Johanna. Zo ontstond dit artikel.

Later vond Johan van Asten de link naar mijn website op dancinginbombshelters.com en hij bracht dit boek onder de aandacht bij een Nijmeegse uitgeverij (QV uitgeverij) die het boek onlangs uitbracht in het Nederlands.
Het meeste wat er in dit artikel staat is bijna 1 op 1 overgenomen van wat Johanna mij per mail toestuurde, soms zien we dan ook grappige Amerikaans/Nederlandse woorden ontstaan. Hieronder het verhaal.

Foto rechts: Johanna rond 1940. Bron: dancinginbombshelters.com

The Google translation is far from perfect, but the quickest way to translate this article

Een korte beschrijving van Johanna's tijd bij Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek.

Johanna de Wilde was een van de drie "De Wilde zusjes" die samen met nog 2 zwagers werkten bij Willem Smit & Co's Transformatoren fabriek tijdens de tweede wereldoorlog. Zij hield een dagboek bij van haar belevenissen in WO II tussen haar 14e en 19e jaar. Dit boek is onlangs gepubliceerd en  uitgekomen in meerdere landen en nu ook in Nederland. Het boek speelt zich grotendeels af in de fabriek van Smit. Ik heb dit zeer interessante boek gelezen en kon veel namen koppelen aan foto's die ik gevonden heb in het archief van Smit Transformatoren.

Het is niet mijn bedoeling om het dagboek Dancing in bombshelters"  te gaan beschrijven, dat boek moet je gewoon zelf lezen en het is zeker een aanrader, vooral voor de mensen uit Nijmegen en omstreken die de oorlog hebben meegemaakt, maar ook voor iedereen die nog nooit een oorlog heeft meegemaakt. Ik heb fotomateriaal naar Johanna gestuurd en dat maakte veel reacties los, vooral ook omdat de namen die in haar dagboek genoemd worden ook deels tot leven komen door de foto's.

Aan de slag bij Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek
Johanna komt uit een gezin met 10 kinderen en haar vader werkt als journalist bij de Nijmeegsche Courant. Het verhaal begint bij haar oudste zus, Miep (Mientje) de Wilde. Zij begint in 1938 bij Willem Smit & Co's Transformatorenfabriek. Zij krijgt een baan bij de administratie. In 1941 wordt ook Johanna (ook wel Annie of Hannie) de Wilde aangenomen bij de administratie van Willem Smit, nadat haar school (Mulo aan de Dobbelmanweg) gesloten wordt vanwege de opslag van oorlogsmateriaal. Daarmee is de datering van onderstaande prachtige foto zeker 1939/1940.

In mei 2010 kreeg ik een email van Johanna terug n.a.v. een vraag die ik had gesteld en onderstaande groepsfoto die ik had opgestuurd. Ik dacht dat Johanna op die foto te zien was, maar dat bleek Miep de Wilde te zijn, haar zus. Hieronder een deel van die email.

Hi Rudo,
Kistje resistence elektroden van de Smit ElektrodenfabriekWat ontzettend enig die photo die je hebt gevonden maar het zit iets anders want het is mijn zusje Miep de Wilde en de mensen die er op staan waren allemaal van het kantoor in de Groenestraat van de transformatoren fabriek en ik denk 1940, want ik begon in 1941 daar met dezelfde mensen. Kan het hier om een jubileum gaan? De naam van die vrouw Hendriks is Saar (vrouw met bril direct boven Miep de Wilde) en die heeft me in de oorlog geholpen met een half stukje koek in staat in het boek. Als je op de draadfabriek gewerkt hebt was daar niet ene Dr.Stork die een electrode uitgevonden had en in de oorlog de naam gaf van "resistance"? Die staat ook in het boek en vele andere namen. Ik wil U bedanken voor het zoeken van die foto's en zoals ik beloof hebt zal er meer vinden.

Lees meer: Dansen in schuilkelders bij Willem Smit & Co's Transformatoren fabriek (1940-1945) Johanna...

Schrijf reactie (15 Reacties)

Historische nieuwsflits

Smit Las reclame (1956)

Smit Las reclame 1956

Smit Las gaf in die tijd een aantal tijdschriften uit waaronder : "Electrisch lassen in het kleinbedrijf". Bron: Archief Smit Draad.

Schrijf reactie (0 Reacties)

Jan van Alst aan de kopcenter bank afd. mechanische bewerking (1960-1975)

Onderstaande foto's stellen voor het vlakken van een roestvrij stalen flens op de kopcenter bank in de mechanische bewerking van de TF.
De bedieningsman is Jan van Alst. Jan heeft z'n laatste dienstaren gewerkt als onderhouds monteur bij de Draadfabriek.

Jan van Alst


Smit Transformatoren
Bron: Willem van Wely.  

Schrijf reactie (0 Reacties)

Bedrijfsfilm videobox

Cloud tag

Laatste artikelen

Laatste reacties

      LEES MEER

Wie is online

We hebben 314 gasten en geen leden online

Statistieken

Aantal bekeken pagina's
11573150
Our website is protected by DMC Firewall!