Professor Nolen (1938)
Beproeving oude gramme dynamo bij TU Delft
Thomas Rosskopf
Excursieleider KIVI bij Smit Slikkerveer (1911)
Smit Transformatoren
Montage in de bak van een 4000 kVA transformator (Amsterdam 1916)
Willem Benjamin Smit (1860-1950)
Elektriciteitspionier en grondlegger van de Smit bedrijven in Nederland
Smit Slikkerveer
Generator 1500 kW (1913)
Smit Elektroden
Laselektroden afdeling 1935
Transformatoren
Smit Slikkerveer 1912
Thomas Rosskopf (1880-1953)
De oprichter van Smit Transformatoren, Draad, Weld en Ovens
Smit Draad
Vrouw aan de omspinmachine (1926)
Smit Transformatoren
Spoelenmontage 1921
Het vervoer van transformatoren d.m.v. paardentractie (Smit Transformatoren 1913-1915)
Dit duurde weken...
Smit Slikkerveer
Elektrische centrale Tandjong Priok (1895)
Smit Slikkerveer
Wereldtentoonstelling Brussel 1910
Smit Transformatoren (1916)
4000 kVA transformator
Smit Ovens
Vervoer van een grote oven per slede (Groenestraat Nijmegen 1936)
Smit Gas Generatoren
1965-1969
Smit Draad
Draadwals (1926)
Hoogte Kadijk
Transformatoren (1936)
Smit Draad (1921-1927)
Kijkje in de Draadfabriek

Laatste updates

Welke proeven doe je om er voor te zorgen dat de transformator 50 jaar goed blijft functioneren

1 Inleiding

Je wilt weten of een product niet te duur is in het gebruik, of het wel tegen een stootje kan en hoe lang het eigenlijk wel mee gaat. Een transformator krijgt daarom een ook afnamekeuring, ook wel “Factory Acceptance Test” ( F.A.T. ) genoemd. Die F.A.T. bestaat uit een groot aantal proeven en elke proef omvat meerdere metingen. Je controleert dan of de transformator aan de internationale normen voldoet en aan de eisen van de klant. De aanname is dat deze transformator dan geschikt is voor 50 jaar “normaal” bedrijf, maar dat is geen 100% zekerheid.
Een aantal proeven is mede interessant vanuit historisch perspectief. Ter illustratie zal ik een vergelijking maken tussen de auto en een transformator. Dat doen we dan op drie punten.

  1. Als eerste : Hoeveel geld kost het als je de auto/transformator gebruikt.
  2. Ten tweede : Blijft de auto/transformator het nog doen als er plotseling een “incident” is.
  3. Ten derde : Hoe hard slijt de auto/transformator bij “normaal” gebruik en hoe lang gaat hij mee.

Eerst iets algemeens over proeven doen. Iedereen kan een getal aflezen van een meetapparaat en dat opschrijven, maar je moet jezelf steeds kritische vragen stellen zoals: Wat betekent het, klopt het wel met mijn verwachting, zijn er verstoringen die de resultaten beïnvloeden, ben ik iets vergeten. Ja, meten is een VAK.
Meten is weten, maar weet wel wat je meet. Het is een wat filosofische opmerking, maar beproeven houdt in dat je altijd heel kritisch naar de resultaten moet kijken. Ter illustratie het volgende praktijk voorbeeld.

Hoe kan dat?? Het uitgangspunt van alle meters is dat de stroom mooi sinusvormig is, maar die is dat nu niet meer. De ene meet de topwaarde en deelt het getal door √2. De ander meet de gemiddelde waarde en vermenigvuldigt dat met 1,1. Weer een ander meet alleen het deel van de stroom wat groter is dan nul en vermenigvuldigt dat met 2. De stroomwet van Kirchhoff klopt nog steeds, dus helaas geen Nobelprijs.
Een beproeving van een transformator ( maar ook een auto ) moet zo goed mogelijk de werkelijkheid nabootsen, maar ook praktisch uitvoerbaar zijn. Dat klinkt simpel, maar is het niet.
Elk meetresultaat bevat een zekere mate van onzekerheid. Als je meetresultaten gaat extrapoleren, via natuurkundige wetten, worden de onzekerheden nog groter. Dit is het best te illustreren met 2 voorbeeldjes.
-
Je meet de doorslagspanning van papier na 10 minuten ( zeg 20,0 kV of is het 20,1 kV ) en na 100 minuten ( zeg 19,0 kV of is het 18,9 kV ). Is de doorslagspanning bij 30 jaar dan zeker 3,0 kV of toch maar 2,5 kV.
-
De weersvoorspelling is ook een vorm van extrapoleren. Hoe verder weg, hoe groter de onzekerheid.

Proeven kun je onderverdelen in drie categorieën, zowel bij een transformator als een auto. Je moet daarbij wel in het achterhoofd houden realiseren dat de auto een serieproduct is en de vermogenstransformator op klantenspecificatie gebouwd wordt.

Lees meer

Het beproeven van grote transformatoren (en spoelen) - de verliezen

1. Het meten van de elektrische verliezen van een transformator.

Hoe kun je iets nauwkeurig meten. Als voorbeeldje gaan we bepalen hoeveel bier er in een bierpul zit.

Als je in een café alleen het bier hoeft te betalen en niet het schuim, dan zal er anders getapt gaan worden. In het rechter glas hoef je niet veel te betalen, maar aan de bar moeten ze wel hetzelfde doen als bij het linker glas. Het glas spoelen, tappen, serveren en afrekenen. Dit is maar een simpel voorbeeldje, maar dat moeten we vertalen naar de elektrische energietechniek. Het bier noemen we het actief vermogen en daarvoor moet je betalen. Het schuim noemen we het blind vermogen en daar hoef je niet voor te betalen. De energieleverancier stelt dus eisen aan jouw installatie, die mag niet teveel blindvermogen vragen.
Als je een wisselspanning op een spoel ( dan wel transformator ) zet, dan gaat er een stroom lopen. Er wordt dan vermogen aan de spoel geleverd. Dat bestaat uit een klein beetje actief vermogen (dat komt door de verliezen ) en heel veel inductief blindvermogen (dat komt door het magnetische veld ). Het meten van de verliezen wordt dan net als het meten van de hoeveelheid bier in het rechter glas.

De verliezen van een transformator bestaat uit twee delen. Het nullast (of ijzer) verlies ( zie hfdst. 2 ) wat voor het grootste deel in de kern zit. Het kortsluit ( of koper) verlies ( zie hfdst 3 ) zit voor een groot deel in het koper van de wikkelingen, maar ook in allerlei metalen constructiedelen zoals kern, kast en aandrukconstructie.
Als je verliezen wilt garanderen, dan moeten ze ook te meten zijn. Je wilt weten of de garantie overeenkomt met de werkelijkheid. In 1930 was al discussie over de indeling van de verliezen. ( Zie periodieke mededelingen No 30 “Indeelen en garandeeren der verliezen in Transformatoren” ). Er is toen afgesproken om te verwijzen naar de meetmethodes van de verliezen. We spreken over “nullastverlies” en “kortsluitverlies”. Het nullastverlies zit grotendeels in de ijzeren kern ( maar je spreekt niet over “ijzerverlies” ) en het kortsluitverlies zit voor een groot deel in het koper van de wikkelingen ( maar je spreekt niet over “koperverlies” ).
Zie ook: De verliezen van de transformator (willemsmithistorie.nl)

Men neemt nu aan dat deze twee verliezen onafhankelijk van elkaar zijn en dus apart gemeten kunnen worden. We tellen ze gewoon bij elkaar op om het totale verlies te krijgen. Metingen aan “kleine” transformatoren hebben aangetoond dat deze aanname redelijk goed is. Een meting van beide verliezen tegelijk is niet zo eenvoudig en vereist bovendien een meetopstelling met 2 identieke transformatoren ( zie paragraaf 4 ). Het kortsluitverlies is temperatuurafhankelijk. Je meet dus de omgevingstemperatuur en het kortsluitverlies bij die omgevingstemperatuur, die in de winter uiteraard anders is dan in de zomer. Je moet dus een referentie temperatuur afspreken om verliezen onderling te kunnen vergelijken. Smit was voorstander van een referentietemperatuur van 15 oC. Die ligt het dichtst bij de temperatuur die je normaal al hebt tijdens de meting. De referentie-temperatuur van 75 oC is internationaal afgesproken, dit is de temperatuur van de transformator bij nominaal bedrijf.

Lees meer

Giethars transformatoren

De droge vermogens transformator

Dit begrip is ook typische vaktaal uit de wereld van de elektrische energietechniek. Men is helemaal gewend aan transformatoren gevuld met olie. Geen olie, dat was in die wereld, was dus iets bijzonders. De meeste transformatoren, zoals in allerlei huishoudelijke apparatuur, bevatten geen vloeistof en zijn echt droog.
De elektrische isolatie van vermogens transformatoren was altijd gebaseerd op olie en papier. De uitvinding van giethars maakte een transformator mogelijk zonder olie; een droge transformator dus. Dit is vooral belangrijk op plaatsen waar je geen brand of lekkages wilt, zoals in de kelder van een kantoorflat of ziekenhuis, bij een chemische fabriek of op schepen. Er is er ook geen speciale lekbak onder de transformator meer nodig.
Elk voordeel heeft zijn nadeel. De prijs is wat hoger en de spanning was toen beperkt tot 24 kV. De elektrische isolatie tussen de laag- en hoogspanningswikkeling bestaat ook uit lucht en dat is nu eenmaal de zwakste schakel. De olie heeft ook een koelende functie en lucht koelt nu eenmaal veel slechter dan olie. Het vermogen van een droge transformator was toen ook beperkt tot zo’n 2 MVA. 

 
Giethars werd in eerste instantie gebruikt bij de fabricage van meettransformatoren in Ede en dat was Smit Ede. Het was dan ook een logische stap om de ontwikkeling en fabricage van gietharstransformatoren in Ede te concentreren. Daar zat de kennis en kunde van het werken met giethars. De laagspanningswikkeling werd gewikkeld van koperfolie. De isolatie tussen de windingen bestond uit papier wat voorzien was van een laklaag en werd mee gewikkeld met het koperfolie. Het geheel werd in een mal gemonteerd en dan onder vacuüm ingegoten met giethars.

De hoogspanningswikkeling werd gewikkeld van ronde gelakte koperdraad. Tussen de draden zat voldoende open ruimte, want de giethars moest overal kunnen komen bij het gietproces. Je wilt geen holtes in het giethars. Holtes kunnen leiden tot ontladingen en dus falen van de transformator. De regelwikkeling werd over de hoogspanningswikkeling gewikkeld en tegelijk mee ingegoten.
Nettransformatoren waren al gestandaardiseerd in vermogen en spanning. De variatie in transformator types was in de zestiger jaren dus al beperkt. Je hebt dus maar een beperkt aantal dure gietmallen nodig om de hele range in spanning en vermogen te kunnen maken. 
De laag- en hoogspanningswikkeling zijn nu “gewoon” twee cilinders die je over elkaar heen monteert. Het bouwen van de transformator lijkt veel op het werken met Lego, alleen de gewichten zijn een stuk groter.

De transformatoren werden verkocht onder de naam Resitra®. De droge transformator sluit goed aan bij de systemen die Hazemeyer en Coq leverden. Na de fusie tussen Smit en Holec liepen de klantcontacten dan ook veel meer via die bedrijven. 

Lees meer

Fritz Tauber - een verhaal over een Joods technisch tekenaar die door door de directie van Smit Transformatoren uit Kamp Westerbork werd gehaald (1942).

Fritz Tauber (1906-2004) was een legale Joodse emigrant die in 1938 vanuit Oostenrijk naar Nederland vluchtte vanwege het opkomende Nationaal Socialisme.Fritz Tauber Hij vond werk bij Smit Transformatoren (tekenaar/constructeur) en werd op 18 november 1942 opgepakt door de Nazi's en samen met zijn vrouw naar kamp Westerbork gestuurd. De directeur van Willem Smit & Co (Rosskopf) deed verwoede pogingen om hem weer vrij te krijgen middels briefcorrespondentie en steeds maar weer inpraten op de Duitse leiding. Men stelde : "Zonder Frits kunnen we geen Transformatoren maken, hij is een essentiële schakel in het proces". Uiteindelijk resulteerde dit in de vrijlating van Tauber en zijn vrouw op 21 november 1942. Enkele maanden later doken zij onder. Na 2 jaar ondergedoken gezeten te hebben in Friesland volgde op 17 April 1945 de bevrijding. Na de bevrijding ging hij weer werken bij Smit Transformatoren, het bedrijf dat zo belangrijk voor hem en zijn vrouw was geweest.

Opmerkelijk is dat er dus 2 boeken zijn uitgegeven van de belevenissen van oud medewerkers van Smit Transformatoren tijdens WO II. Het andere boek is onlangs in Nederland uitgegeven "Dansen in schuilkelders" van Johanna Wycoff-de Wilde. Mochten er nog meer oorlogsboeken zijn uitgegeven die zich afspeelden bij Smit Transformatoren dan hoor ik dat graag. 

Hieronder het verhaal van Fritz Tauber:

Vlucht uit Oostenrijk / aan de slag bij Smit  (1938)
In 1938 kwam de Oostenrijker Fritz Tauber met zijn vrouw aan in Nederland, letterlijk uit zijn huis/land verjaagd omdat hij van Joodse afkomst was. Nederland was in WO I neutraal gebleven en hij had goede hoop dat wanneer het tot een oorlog zou komen Nederland weer neutraal zou zijn. Hij dacht in Nederland veilig te zijn, maar dat bleek een illusie.

Fritz Tauber had jaren gewerkt bij Siemens Schuckert en Elin A.G. in Wenen, als constructeur/technisch tekenaar. Bij Elin hield hij zich tot 1938 bezig met de constructie van de 150 kV regelschakelaars en dat was zeer interessant voor Smit die toen nog niet zover waren. Door contacten tussen de directie van Smit en Elin kwam Rosskopf erachter dat de constructeur Fritz Tauber - die hen zo goed had geholpen met een Regeltransformator - zijn baan kwijt zou raken vanwege zijn Joodse afkomst, daarnaast werd het voor Fritz veel te gevaarlijk in Oostenrijk. Er werd een contract getekend en Fritz Tauber kreeg een werkvergunning in Nederland. Hij emigreerde zo snel hij kon met zijn vrouw naar Nederland met 25 Gulden en een passer op zak. 

Siemens Schuckert en Elin waren in die tijd technisch een voorloper op het gebied van de Regeltransformatoren en daarbij kwam zijn kennis zeer goed van pas. Er werd een huis geregeld voor de familie Tauber midden in Nijmegen.

In een bovenwoning aan de Mariënburg 70 werden zij ondergebracht. Anno 2020 zien we dat deze bovenwoning in het monumentaal pand nog steeds bestaat en gelegen is rechts naast café restaurant Toon en boven café Faber dat nog steeds huisnummer 70 heeft. De exacte locatie komen we binnenkort te weten.


Tekenkamer Smit Transformatoren 1949. Bron: Personeelsblad Smit Transformatoren. Foto: Onbekend, bedrijfsfotograaf.

Lees meer

Meettransformatoren

Meettransformatoren - nodig om hoge spanningen en grote stromen te kunnen meten

1 Inleiding

Je kunt bij de doe-het-zelf winkel een eenvoudige multimeter kopen. ( zie fig 1 ) Je kunt dan spanningen, stromen en weerstanden meten en zoiets mag eigenlijk niet in je gereedschapskist ontbreken. Een luxere variant beschikt over een ampèretang. Je sluit de tang om de geleider en je kunt de stroom aflezen ( Fig 2 ). Je kunt dan heel eenvoudig spanning en stroom meten zonder steeds de spanning uit te schakelen om zo draadjes te moeten verplaatsen.

Multimeters hebben voldoende bereik en genoeg nauwkeurigheid voor eigen gebruik. De maximale stroom die je kunt meten is zo’n 10 Ampère en een maximale spanning zo’n 1000 Volt. Je ziet, wel voldoende voor thuis, maar veel te beperkt voor het elektriciteitsnet.

Je vraagt je natuurlijk af: Hoe doen ze dat dan daar??

2 Het meten van de spanning via de spanningstransformator

Je wilt weten hoe hoog de spanning is die op een doorvoering staat. Die spanning kun je niet zomaar met een draadje aansluiten op een Voltmeter. Je moet de hoge spanning eerst transformeren naar een lage en veilige waarde. Dat doe je dus met een spannings(meet)transformator. Die moet nauwkeurig zijn tussen ca 80% en 120% van de nominale spanning. Hogere en lagere wisselspanningen komen toch niet voor bij normale bedrijfsomstandigheden in installaties. Je wilt de spanning weten om het te kunnen regelen in het net, maar ook om te bepalen wat het vermogen is dat door de transformator omgezet wordt. In het hoogspanningslaboratorium bij Smit is wel een heel grote nauwkeurigheid vereist over een veel groter gebied. Voor de diepere theorie en normen verwijzen we naar Wikipedia: Spanningstransformator - Wikipedia 

Het is verder een “normale” transformator, alleen de stroom door de wikkelingen is heel klein. Deze transformator wordt nauwelijks belast en staat eigenlijk in nullast. De primaire ( zeg maar hoogspanning ) wikkeling heeft heel veel windingen van heel dunne draad.  De spanning over de wikkeling stelt hoge eisen aan de isolatie in de wikkeling zelf. De spanningsmeettransformator is daarom ook gevuld met olie ( zie fig 3 t/m fig 5).  

Zie ook : Stroom-transformator (1940 - 1950) (willemsmithistorie.nl)

De eerste spanningstransformatoren werden gewikkeld met katoen omsponnen koperdraad. Er is hierover helaas geen informatie meer te vinden. In een later stadium werd gelakt koperdraad gebruikt en papier als extra isolatie waar nodig. Als de olie warm wordt, dan zet die uit. Er kan dan in hoge druk ontstaan in het kastje. Je kunt de expansie van de olie opvangen in een conservator ( zie fig 5 ) . Dit is te vergelijken met het expansievat in de centrale verwarming. Een conservator kost geld en vraagt onderhoud. Een constructie zonder conservator is te prefereren.

Lees meer

Smit maakt de sprong van 220 kV --> 380 kV

Inleiding

Het koppelen van elektriciteitscentrales werd voor de tweede wereldoorlog al veel gedaan. In geval van een storing kon men elkaar steunen, zodat de elektrische energie voorziening aan de gebruikers geen hinder ondervond. De plannen om grote stedelijke centrales op 150 kV niveau te koppelen kwamen rond 1930 al op. Dit 150 kV koppelnet begon in de 50-tiger jaren het karakter te krijgen van een transportnet. Het verbruik van elektrische energie bleef maar stijgen en een volgende stap was dus nodig.
Het hing al enige tijd in de lucht. De S.E.P. ( de voorloper van TenneT ) wil een 380 kV net bouwen. Dit 380 kV net moet de bestaande 150 kV en 220 kV netten koppelen, maar ook de elektriciteits centrales die verspreid staan over het land. Dit 380 kV net bestrijkt niet alleen heel Nederland, maar maakt ook koppelingen mogelijk met België en Duitsland.
Smit ging zich al in een vroeg stadium voorbereiden, want dit is een grote sprong in transformatortechniek, namelijk van 220 kV naar 380 kV. Smit was al op volle snelheid bezig toen begin 1966 de opdracht binnenkwam. Wat moet je allemaal niet technisch onderzoeken om deze sprong mogelijk te maken en hoe verliep die sprong. Wat leverde al die technische onderzoeken nog meer op, want de spin off van zo’n project is vaak heel groot. Smit is na dit succes gepromoveerd naar de eredivisie van de 400 kV transformatorfabrikanten en dankzij de resultaten van al dit werk draait Smit nog steeds mee in de top van deze eredivisie. Er ligt een nieuwe markt open met veel technische uitdagingen.
In een eerder verhaal van Erik de Vries is al aandacht besteed aan dit project en de rol van Smit Transformatoren hierin. (1966 start bouw landelijk koppelnet 380 kV.) Dit onderstaande verhaal kijkt vanuit een technische invalshoek.

Een één fase transformator uit 1968-JoopKuipers-HR
Een één fase transformator van Smit uit 1968, bron collectie Joop Kuipers.

Hoe doen anderen het?

Ontwikkelen begint altijd met de vraag: Hoe doen anderen het? Je maakt eerst een overzicht van ontwerpgegevens en constructiedetails uit de literatuur. Die meeste literatuur was van west Europese transformatorfabrikanten, die zo hun technische kunde lieten zien aan potentiële klanten. In die tijd waren en in Europa nog veel fabrikanten van grote transformatoren. Het aantal fabrikanten in Europa is tegenwoordig veel kleiner door de vele fusies en reorganisaties. Het merendeel van de ontwerpen in de literatuur waren eenfase transformatoren en de regeling van de spanning werd meestal gedaan met een aparte regeltransformator. Dit onderzoek is uitgevoerd door Frank den Outer, technische specialist bij Smit. Tegenwoordig noemen we zoiets een marktonderzoek.


Wat wil de klant precies?

De opbouw van het Nederlandse elektriciteitsnet vereiste echter een totaal ander ontwerp. De afzonderlijke 150 kV netten zijn indirect geaard en het 380 kV net wordt niet bij elke transformator direct geaard. Er kunnen dus hoge spanningen op de sterpunten komen bij eenfase kortsluitingen in het net. De sterpunten van de 150 kV en 380 kV wikkelingen moeten dan ook met hoge spanningen beproefd worden. Een aparte regeltransformator is, praktisch gezien, niet meer mogelijk.

Lees meer

Transformator olie - een product in ontwikkeling dat steeds geraffineerder wordt

Transformatorolie 

1 Inleiding

Olie is een belangrijke vloeistof. We kennen de aardolie die gewonnen wordt op veel plaatsen in de wereld. We kennen ook de olie die gewonnen wordt uit planten, zoals zonnebloemen en noten. Wil je de olie met de juiste eigenschappen hebben, dan moet je de olie raffineren. In dit verhaaltje wil ik me beperken tot transformatorolie. Transformatorolie wordt gewonnen uit aardolie, het milieuaspect is dus een minpunt. Transformatorolie moet aan heel veel eisen voldoen en dat vereist een complex raffinageproces. Een overstap naar ander soort olie is dus niet zo simpel en vereist veel ontwikkelingswerk.

Sinds een aantal jaren is er ook transformatorolie op basis van planten zoals zonnebloemen. Het milieuaspect en de geringe brandbaarheid zijn grote pluspunten, de stroperigheid en de werking als smering zijn helaas minpunten. Het gebruik van deze “groene” olie bij nettransformatoren neemt snel toe en de grote transformatoren zullen in de toekomst zeker volgen. Transformator is ook te maken uit aardgas. Je kunt de aardgasmoleculen als een soort bouwsteen gebruiken om complexe moleculen te maken (synthetiseren noemen ze dat ). Deze olie is zuiverder dan de olie die geraffineerd is uit aardolie.

Je ziet: "Er zit meer in olie dan je denkt".

Smit deed in het verleden heel veel materiaalonderzoek. Het onderzoek varieerde van röntgenonderzoek van lassen voor Smit Weld, hittebestendigheid van metalen voor Smit Ovens, isolatielakken voor Smit Draad en olieonderzoek voor Smit Transformatoren. Smit moest veel meetmethodes en meetapparaten zelf ontwikkelen, net zoals veel andere bedrijven in Nederland. Die apparaten waren ook nodig voor kwaliteitscontroles tijdens het productieproces. Tegenwoordig zijn veel metingen gestandaardiseerd via internationale normen. Meetapparatuur is daardoor nu “gewoon” te koop.

2 Waarom zit er eigenlijk olie in een transformator?

De elektrische isolatiewaarde van olie is ca 20 keer hoger als die van lucht. Een isolator-ketting aan een 150 kV hoogspanningsmast heeft een lengte van 1,5 meter. Een 150 kV wikkeling onder olie behoeft maar een afstand van 0,07 meter. Je hebt dus een hoge isolatiewaarde nodig om de afmetingen van de transformator te beperken.
De kern en wikkelingen moeten gekoeld worden. Koeling met vloeistoffen gaat veel beter dan met lucht, dus nog een reden om voor olie te kiezen.

Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. De olie moet aan veel eisen voldoen, zowel aan het begin van zijn leven als na 30 jaar. De olie moet goed blijven en mag chemisch niet veel veranderen. De olie mag dus niet veel verouderen. Dit alles stelt hoge eisen aan de olie zelf, maar ook aan de productieprocessen in de fabriek. Ik zal dat verderop in het verhaal toelichten.

 

Er zijn wel transformatoren met lucht als isolatie. Droge transformatoren werden ze genoemd. Ze zijn wat duurder dan de olie gevulde en hebben wat meer verliezen. Ze worden gemaakt tot een hoogste netspanning van 36 kV. Ze worden veel gebruikt waar men zeker geen olie wil hebben. Je moet dan denken aan de energievoorziening in wolkenkrabbers, grote hijskranen, aan boord van schepen maar ook in windmolens. 

Lees meer

Stoomdynamo voor elektrische centrale Roosendaal (1907)

In 1906 leverde Smit Slikkerveer stoomdynamo's en de elektrische installatie (schakelborden) voor de elektrische centrale in Roosendaal. Hieronder enkele prachtige foto's van de machine hal. Wie heeft meer informatie over de elektrische centrale in Roosendaal ? Graag reacties onderaan dit artikel.

 
Elektrische centrale Roosendaal met stoommachines van Smit Slikkerveer (1907)


Hoofdschakelbord elektrische centrale Roosendaal (1907) 

De ontwikkeling van de stoomdynamo bij Smit Slikkerveer begint in 1884. In dat jaar krijgt Willem Smit het voor elkaar om een dynamo zo aan te passen dat de deze rechtstreeks op de stoommachine aangesloten kan worden. Het anker van de dynamo was zo groot gekozen dat het tevens kon dienen als vliegwiel. Deze ontwikkeling was in die tijd uniek en zelfs in het buitenland niet bekend. Willem Smit krijgt veel bekendheid door de vele publicaties in het blad "Engineering" uit Londen na een patent aanvraag.


Stoomdynamo van Smit uit 1885

In het archief van Smit Slikkerveer vonden we nog enkele foto's van verschillende typen stoomdynamo's die tussen 1907 en 1910  werden gemaakt en die zijn vrijwel identiek aan de eerste foto. 


Reclamefoto stoomdynamo's gemaakt bij Smit Slikkerveer tussen 1907 en 1911

Stoommachines van Smit Slikkerveer uit 1911. Bron: De Ingenieur.


Stoomdynamo Smit Slikkerveer gemaakt tussen 1905 en1912.

Bron: Archief van Brush HMA Ridderkerk, Geheugen van Nederland, de Ingenieur. 

Zie hieronder (PDF) ook de prachtige beschrijving van Marius Broos over de geschiedenis van elektriciteitscentrale Roosendaal uit 1907 (Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen op het station Roosendaal), waar Smit Slikkerveer de stoomdynamo's leverde.

https://mariusbroos.nl/Elektriciteitscentrale.pdf

Lees meer

Willem Benjamin Smit in 1888Op 19-04-2016 was het precies 130 jaar geleden dat de eerste openbare elektriciteitscentrale van Nederlands fabricaat van start ging ( de N.V. Electrische Verlichting Kinderdijk). De oprichter was Willem Benjamin Smit. Nadat Willem enkele jaren daarvoor (1881) een verlichtingsinstallatie had gebouwd voor de fabriek van Diepeveen, Lels en Smit, wilde de directeur ook elektriciteit in zijn eigen huis. Dit wekte grote belangstelling bij andere fabrikanten, want zij wilden ook hun olielampen vervangen door elektrisch licht. In 1884 werd Willem gevraagd om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een elektrische centrale in Kinderdijk. 

Eerste Nederlandse wisselcentrale Kinderdijk 1886

De elektrische centrale Kinderdijk (1886). Bron: Brush Ridderkerk, Deze centrale bestaat niet meer. Ergens in de zestiger jaren van de vorige eeuw is het pand gesloopt.  

Zo ontstond het idee om een elektrische centrale te bouwen die niet alleen aan fabrieken, maar ook aan particulieren stroom zou kunnen leveren. De begroting kwam uit op HFL 26000,- en het kapitaal werd verstrekt door Jan Smit V die we later tegen komen. Hij verstrekte een lening tegen 3.5 % rente en de eerste elektriciteitscentrale in Nederland, de "N.V. Electrische Verlichting Kinderdijk" was een feit.

Naar de elektrische centrale van Thomas Edison
In 1884 ging Willem met een door hem zelf (elektrisch) verlicht schip van de Holland-Amerika lijn naar de Verenigde Staten (New York) om daar de eerste elektrische centrale van Thomas Edison ( The Edison Electric lluminating Company) te kunnen aanschouwen die al in 1882 "het licht" zag. De ervaringen die hij daar opdeed paste hij toe bij de centrale in Kinderdijk.

1882 Edison 640px-Thomas Edison2
Links:  The Edison Electric lluminating Company, rechts:  Thomas Edison (Bron: Wikipedia).

Edison2
Deel van het logo van de eerste elektriciteitscentrale ter wereld. Bron: Wikepedia, Flickr.  

Locatie
Men kiest een stuk terrein aan de waterkant, achter de kopergieterij van J & K Smit's scheepswerven te Kinderdijk, op de grens van de gemeenten Nieuw Lekkerland en Alblasserdam. De centrale komt dan ongeveer in het midden te staan van de aan te sluiten huizen en fabrieken. De ligging is ook praktisch - aan de waterkant - waardoor men zoet water voor de stoomketel en koelwater bij de hand heeft. Begin 1886 wordt begonnen met de bouw van de elektrische centrale in Kinderdijk. Het is een klein stenen gebouw van 6.5 bij 11 meter met een gebogen golfplaten dak en een 15 meter hoge schoorsteen.  De centrale werd gebouwd op een oude rivierbedding die zo  nat en drassig was dat 3 vijftien-meter lange houten heipalen op elkaar geheid moesten worden om een vast fundament te krijgen. Op deze ondergrond werd een stoomketel geplaatst en een stoommachine van 80 P.K.

Start bouw fabriek Kinderdijk 18-02-1886 Willem Benamin Smit 

Gorinchems dagblad 18-02-1886                                Willem Benjamin Smit (1860-1950)

Start elektrische centrale Kinderdijk (1886)
De "N.V. Electrische verlichting Kinderdijk" wordt officieel opgericht door Willem Benjamin Smit op 12 december 1885. Folkert Hessel Lels ,familie uit Alblasserdam wordt als snel naar voren geschoven als directeur. Willem Smit levert twee gelijkstroomdynamo's van elk 7,5 kW.(110 Volt) en de elektrische installatie (schakelborden enz.). Verder legt hij de lichtpunten en de leidingen naar de huizen en fabrieken. De stoomketel wordt geleverd door Machinefabriek Diepeveen, Lels en Smit evenals de stoommachine van 80 pk. Deze liggende compound stoommachine - voorzien van twee vliegwielen - drijft met lederen drijfriemen de beide dynamo's aan, elk met een capaciteit van ongeveer 7,5 K.W. gelijkstroom. De stoommachine draait dagelijks van 12:00 tot 22:00 uur en dan wordt tevens een accubatterij opgeladen, waarvan stroom kan worden afgenomen als men dit nodig heeft buiten de uren dat de stoommachine actief is. 

Eerste Nederlandse wisselcentrale Kinderdijk 1886   

De oprichting van de elektrische centrale in Kinderdijk, bron: de Ingenieur 23-01-1886

De oprichting van de elektriciteitscentrale "Kinderdijk", bron: "Nederlandsche Staatscourant" 15-1-1886.

De centrale begint op 19-04-1886 met ongeveer 350 aansluitingen, waarbij iedere lamp als een aansluiting werd geteld. De aansluitingen werden ondergronds aangelegd. Eind 1886 werden ook nog 21 straat-lantaarns voorzien van elektrisch licht. Kinderdijk leverde licht volgens een soort vastrecht calculatie, waarbij iedere abonnee per lichtpunt (hier dus per lamp die door de centrale geleverd werd) tussen de 12 en 15 gulden per jaar betaalde. In 1912 had de centrale 936 aansluitingen.

 

Een unieke luchtfoto waarop de elektriciteitscentrale van Kinderdijk te zien is achter de smederij van L. Smit & Zoon. Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard, met dank aan dhr. Jansen, secretaris H.V.W.A.

Unieke familiefoto met achterin beide met bolhoed Adriaan Pot en rechts daarnaast Willem Benjamin Smit. Bron: Archief Dordrecht/ familie Smit (Kinderdijk). Datering rond 1920-1930.

Machinist-elektricien / stoker 
De centrale had 1 machinist en 1 stoker in dienst. De machinist en de stoker waren de belangrijkste mannen van de elektrische centrale. Ze hadden samen de taak om de centrale draaiende te houden. Leidingen en lichtpunten werden door hen aangelegd en onderhoud was ook voor hun rekening. De machinist die werkzaam was in de elektrische centrale Kinderdijk was dhr. van den Berg. Heeft iemand daar een foto van ??

Lantaarnopsteker 

Voordat de elektrische centrale werd opgericht had men in Kinderdijk een lantaarnopsteker in dienst. Hij werd aangesteld door de gemeente om in de avond de straatlantaarns - die in die tijd vaak nog op petroleum of gas werkten - aan te steken. Dit was een dagelijks ritueel.  

Sluis op de Dam (Kinderdijk) met links  een lantaarnpaal, die werd verlicht door middel van petroleum (1910).

In die tijd (1910) zijn de he­ren Van Wijnen en Erkelens als lantaarnopstekers in dienst van de gemeente Nieuw Lekkerland. Erkelens nam de lantaarns op Dam, Kerkstraat, Polderstraat en Hoogendijk voor zijn rekening, van Wijnen liep vanaf de Dam, heel Cortgene, Oost- en West-Kinderdijk uit tot aan het kantoorge­bouw van Kloos Kinderdijk NV. Niet alleen omdat daar ongeveer de grens van Alblasserdams grondgebied ligt, nee, maar ter plaatse begon elektrische straatverlichting. Een straatverlichting die ongeveer ophield bij het post­kantoor in de Kinderdijk. Onderaan de machinefabriek van voorheen J. & K. Smit stond de centrale Kinderdijk, die zorgde voor licht langs de dijk en in huis voor de directieleden van Kloos en L. en J. & K. Smit. Machinist was de heer Van den Berg.

Lantaarnopsteker Van Wijnen begon zijn lantaarns aan te steken bij de vroegere scheepswerf van Jonker. Daartoe werd gebruik gemaakt van een laddertje, met een inkeping in de bovenste sport om glijden te voorkomen. Een van de raampjes van de zeskantige lantaarn werd geopend en met een lucifer werd licht gemaakt. He was oppassen dat de pit niet begon te roken en dan vlug het raampje dicht om doven van het lichtpuntje (meer was het niet) te voorkomen.

Met een beetje wind lukte dat niet altijd even goed. Vooral als het wat hard waaide kon het gebeuren, dat men weer de ladder op moest omdat de wind onder de kap van de lantaarn was geslagen. Zo zakte men dan de Kinderdijk af tot men op de Dam uitkwam. Behalve lantaarnopsteker, waren de heren Erkelens en Van Wijnen ook nachtwaker en moest men om het uur de tijd afroepen, bijvoorbeeld "10 heit de klok, 10 uur", waarna twee slagen met de klepper wer­den gegeven. Deze nachtdienst duurde van 10 tot 4 uur, in tegenstelling tot de dag politie, toentertijd gevormd door de agenten Praag en Zwart en later Kaat en Leuhof.

Het tijdstip van aansteken hing af van het jaargetijde en maanstand, 's Zomers brandden geen lantaarns, omdat de zon toch laat onderging en in de andere jaargetijden was het criterium of het volle maan was of niet. In het eerste geval was het niet nodig om de lantaarns aan te steken, in de andere gevallen van wassende maan, eer­ste en laatste kwartier wel. Dat kon in de wintermaan­den reeds in de late middaguren het geval zijn. Niet alleen aansteken, maar ook het uitblazen van de petroleumlichtjes behoorde tot de taak van deze mensen in gemeentedienst. Om 10 uur 's avonds werd begonnen - daar waar men de ladder het laatst had gebruikt - voor het aansteken en in omgekeerde richting werden de lantaarnpalen weer met een bezoek vereerd. Het uit­blazen gebeurde met een koperen blaaspijpje van on­geveer 40 cm lang dat door de opening in de kop van de lantaarn gestoken werd. Eenmaal per week werden de lantaarns onder handen genomen, werd koper gepoetst, de pitten en raampjes schoongemaakt en de tank met petroleum bijgevuld. Dit waren tijdrovende werkzaamheden die weinig geld in het laatje brachten. Daarom werkte men de resterende uren van de dag ook nog voor andere bedrijven of particulieren.

De opa van de secretaris van de Historische Vereniging West-Alblasserwaard - Willem Jansen - was ook lantaarnopsteker. Hij was waarschijnlijk de opvolger van boven genoemde heren van Wijnen en Erkelens, want hij begon in 1913 als lantaarnopsteker. Of hij ook de koolspitsen in de elektrische straatlampen heeft vervangen weten we niet, maar dat zou heel goed mogelijk geweest zijn aangezien men in die tijd oude petroleum en elektrische lampen door elkaar gebruikte in Kinderdijk. Met de komst van elektrisch licht verdween de lantaarnopsteker langzaam uit het straatbeeld van Kinderdijk en Krimpen aan de Lek. Machinist, stoker en lantaarnopsteker zijn vandaag de dag uitgestorven beroepen, maar in die tijd waren zij de belangrijkste medewerkers van een elektrische centrale en voor verlichting in de avond en nacht.

Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard, akte van aanstelling, ontvangen van Theo Jansen.

Gloeilampen 
De lampen werden door de Centrale geleverd. Abonnees betaalden per "lichtpunt"dus per lamp 12 tot 15 gulden per jaar. Willem Smit bestelde lampen van het merk "Edison" bij een vertegenwoordiger in Antwerpen voor een bedrag van HFL 2,50 (een flink bedrag in die tijd) en andere lampen van het merk Swan importeerde men uit Engeland. Beide lampen. Omdat er wat problemen waren met spanningsverlies werden dicht bij de Centrale Swan lampen gebruikt (110 Volt) en verder weg Edison lampen (108 Volt - 100 Volt). 

Een Edison en een Swan gloeilamp uit 1884 Edison gloeilamp uit 1884

Links, 2 Edison gloeilampen en rechts 2 Swan gloeilampen uit het jaar 1884.

Huiscentrale
Wanneer particulieren elektrisch licht afnamen van de elektrische centrale Kinderdijk (12 tot 15 gulden per jaar vastrecht) werd de huiscentrale gratis aangelegd maar bleef deze eigendom van de centrale, evenals de voor die tijd dure gloeilampen (type Edison en Swan) die door Willem Smit werden ingekocht in België en Engeland. Opgebrande exemplaren kon men inleveren bij de machinist van de centrale en die verving ze dan door nieuwe. 

Elektrische installatie voor een villa in Slikkerveer (1880-1890)   

Unieke foto van een zeer vroege elektrische verlichtingsinstallatie (huiscentrale) in een villa in Slikkerveer, aangelegd door Willem Benjamin Smit tussen 1880 en 1890. Op de foto zien we een schakelbord met installatie. Een soortgelijke installatie werd dus geplaatst in de villa van de directeur van firma Diepeveen, Lels en Smit.  Foto: Archief Brush HMA Ridderkerk.

Jan Smit V en de lift
De verlichting was stabiel, ondanks spanningsverlies, maar toen een zekere heer Jan Smit (niet de zanger) op het idee kwam om een elektrische lift in zijn huis te plaatsen. Jan Smit V was slecht ter been en dit was voor hem een uitkomst. Hij kon nu zonder de trap te gebruiken bij zijn bed op de eerste verdieping komen. Maar het elektriciteitsnet werd zodanig belast dat van Alblasserdam tot Nieuw Lekkerland de lampen half gedoofd werden op het moment dat hij zijn liftmotor activeerde en naar bed ging.  Ondanks alle gebreken en moeilijkheden waren de abonnees zeer tevreden met het elektrische licht.

 

De villa van Jan Smit, directeur van L. Smit & Zoon's scheeps- en werktuigbouw was aangesloten op de elektrische centrale van Kinderdijk en had de bewuste elektrische lift in zijn villa gebouwd die zorgde voor de stroom-dip wanneer hij naar bed ging en de lift aanzette. Jan Smit erfde de scheepswerf van zijn oom Leendert (opvolger van Fop Smit) en was in 1 klap schatrijk. (Hij werd Jan V genoemd). Deze Jan was diegene die de opdracht aan Willem gaf om de elektrische centrale Kinderdijk te gaan bouwen. Bron: Historische vereniging West Alblasserwaard.

 

Links, Jan Smit V voor zijn huis, rechts een portret van Jan Smit V, financier van de elektrische centrale Kinderdijk en de man van de lift... (1837-1911). Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard.

Verlichting in de fabriek
De meeste fabrieken in Kinderdijk werden voorzien van elektrische verlichting door Willem Smit. Hieronder een mooi voorbeeld van de fabriek van Diepeveen, Lels en Smit, waar we een aantal booglampen zien van het eerste uur. In de fabriek was een gloeilamp toen nog geen optie. Men had veel licht nodig in de hoge gebouwen en een booglamp was uitermate geschikt voor sterke / felle verlichting in en rondom fabrieken. Dubbelklik op de foto om deze in detail te bekijken. Let ook op de primitieve opstelling, loshangende kabels en drijfriemen bij de machines, een unieke foto !

 

Een unieke foto van de fabriek van Lels Smit & Diepeveen met een zestal van de eerste booglampen van Willem Smit aangesloten met elektriciteit van de centrale in Kinderdijk. Deze 6 booglampen lijken geschakeld te zijn net als de straatverlichting in Nijmegen in 1886). Verder zien we veel draaibanken met centrale aandrijving wat in die tijd gebruikelijk was in de fabrieken. Datering 1881-1888. Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard.

Een van de oudste foto's van een booglamp fabricaat Willem Smit (1880-1885)  

Een hang(boog)lamp van Willem Smit zoals deze werden geplaatst in fabriekshallen en huizen. Dit is de oudste foto van een booglamp, gemaakt door Willem Smit, die wij tot nu toe hebben kunnen vinden. (datering: 1880-1885). Bron: Brush Ridderkerk, fotonummer 13 

Stoommachine gemaakt in de fabriek van Lels, Smit & Diepeveen met op de achtergrond 2 booglampen aangelegd door Willem Smit. (1881-1888).  

Weer een stoommachine gemaakt in de fabriek van Lels, Smit & Diepeveen met op de achtergrond rechts 1 booglamp aangelegd door Willem Smit. (1881-1888). 

Een zeer primitieve opstelling van flinke booglamp bij een schuur bij L. Smit & Zoon in Kinderdijk Linksachter in beeld nog een booglamp. Dit is 1 van de gebouwen / fabrieksterreinen die op de eerste elektrische centrale waren aangesloten. Datering 1886 - 1900, Bron: Archief Dordrecht.

Hier zien we een schakelinrichting van Smit Slikkerveer voor de firma Kloos, die ook materialen bevat van Siemens. Rechtsboven zien we een metalen bordje van "Electrotechnische Industrie". Dat is de benaming van Smit Slikkerveer vanaf 1896. De vier zwarte blokjes met 750 Volt/1000 ampère en 750 Volt/225 ampère zijn voorzien van het logo van Siemens (twee keer een S door elkaar heen). Ook de ampère meters zijn van Siemens. Smit gebruikte dus ook onderdelen van andere fabrikanten in zijn zelf gemaakt schakelbord.

Ook de firma Kloos te Kinderdijk was een van de afnemers van elektrisch licht van de centrale Kinderdijk.

Nog 2 unieke foto's van de fabriek van Diepeveen, Lels & Smit met booglampen van Willem Benjamin Smit. Datering 1881-1888. Klik op de foto's om te vergroten. Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard.

Elektrische verlichting op het terrein bij L.Smit & Zoon. Een booglamp bij de sleephelling. (1886-1900).

 

Een booglamp op het terrein van L. Smit & Zoon bij de sleephelling (1886-1900).

Een fabriekshal van L. Smit & Zoon verlicht met gloeilampen van iets latere datum (1900-1910).

Deze foto is gemaakt in Kinderdijk rond de eerste Wereldoorlog aan de soldatenkleding te zien (1914-1915). Links op dit tafereel zien we een elektrische lantaarn aangesloten op de eerste centrale in Kinderdijk.

 

Op 5 maart 1906 bezocht het Koninklijk huis (Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik) de scheepswerven van L. Smit & Zoon. Op de foto rechts zien we ook een elektrische booglamp in het gebouw bij de fabriek van L.Smit & Zoon. waar het Koninklijk paar juist de fabriek verlaat. 

De elektrische centrale

De elektrische centrale Molenstraat 12 te Kinderdijk in 1886 (detail). Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard.

  

2 unieke foto's van het kantoorgebouw van L. Smit en zoon, gebouwd in 1904. De foto is van voor de verbouwing in 1948 Verder zien we de woning Molenstraat 22, de woning van de doktoren die naast huisarts ook bedrijfsarts waren. Het laatste gebouw is de smederij van L. Smit met in de achtertuin stond de elektrische centrale Kinderdijk. Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard. 

De machines
In Kinderdijk gebruikte men dus  een stoommachine van 80 pk. = 59 kW om 2 x 7,5 kW= 15 kW elektrisch vermogen op te wekken. Waar blijven die andere 44 kW dan zouden we ons kunnen afvragen ? " Het was in die tijd gebruikelijk om het vermogen van de stoommachine beduidend groter te kiezen dan dat van de dynamo. Hiermee werden toerental schommelingen (veroorzakers van hinderlijke spanningsfluctuaties) als gevolg van kortstondige belasting variaties vermeden"

Ontwerp elektrische inrichting voor 350 gloeilampen voor de centrale Kinderdijk.

Om een beeld te geven hoe bovenstaande opstelling eruit gezien moet hebben in Kinderdijk zal deze veel geleken hebben op de opstelling in Nijmegen. (zie foto hieronder). De foto is gemaakt in 1893 tijdens de uitbreiding van eerste elektrische centrale in Nijmegen voor de straatverlichting door Willem Smit. 

Eerste Electrische centrale Nijmegen 1893

Een liggende compound stoommachine - voorzien van 2 vliegwielen, die met lederen drijfriemen 2 dynamo's aandrijft. (Nijmegen 1893)

Schema liggende compound stoommachine, bron: www.machinemuseum.nl 

Opstellingsplan ketels en machines voor de centrale in Kinderdijk. 

De 2 generatoren van Kinderdijk (1886) 

De 2 generatoren van Willem Smit voor zijn elektrische centrale in Kinderdijk (1886)

 

Beide generatoren anno 2016 in het bedrijfsmuseum van Brush HMA Ridderkerk.  

 

Brief 1891

Brief uit 1891 

Aansluitingen 1886 - 1912 

Een overzicht van de aansluitingen op de centrale in Kinderdijk tussen 1886 - 1912.

Krimpen aan de Lek werd ook aangesloten op de centrale (1890)
In Krimpen aan de Lek toonde men ook veel belangstelling voor elektrisch licht. Vooral de scheepswerf J & K Smit wilde graag zijn werf verlichten met elektrisch licht. Ondertussen is de firma Willem Smit & Co zover gevorderd, dat zij een wisselstroom-systeem kan leveren; een 6 kilowatt wisselstroommachine die stroom levert met een spanning van 650 volt. Nadat men enkele maanden daarvoor had getracht de elektrische energie te distribueren over een reeds bestaande lange telefoonlijn, een poging die door de hoge weerstand en geringe belastbaarheid van de draad mislukte, werd Krimpen aan de Lek in 1890 ook aangesloten op de centrale van Kinderdijk. Daarvoor werd in het centraal station van Krimpen aan de Lek een extra dynamo ingezet.  Een bovengrondse leiding van 1,5 km en een concentrische kabel van 300 meter door de rivier de Lek zorgden voor het transport. 

In 1916 was er watersnood in Kinderdijk. Op deze uniek foto genomen vanaf de werf J & K Smit zien we de kabels die afkomstig zijn van de elektrische centrale Kinderdijk . Deze gaan naar "de punt" en vervolgens naar Krimpen aan de lek gaan. Wie heeft een duidelijkere foto ?? Bron: Historische Vereniging West Alblasserwaard.

Het tracé van de nieuwe kabel was als volgt: Eerst liep de stroomkabel enkele tientallen meters langs de boezem, richting Elshout. Ter hoogte van het kolenpad ging het dwars door de dijk langs de 'pelhuizen'. Vervolgens langs het kaatje, dat de scheiding vormde tussen het terrein van L.Smit en J .& K.Smit. Oostelijk van de beide veerhoofden ging de kabel dan de Lek in. Aangekomen in Krimpen a .d.Lek bleek de kabel drie meter te kort te zijn. Zonder toestemming van houthandel Boogaerdt (mevrouw Boogaerdt-Smit was een nicht van Willem Smit) liet Willem de tuin opgraven om de kabel aan te kunnen sluiten, wat niet in goede aarde viel.

Voor Krimpen aan de Lek leverde Willem Smit een 6 K.W. wisselstroommachine die een stroom leverde van 650 Volt en hij leverde ook een viertal luchtgekoelde transformatoren, die de spanning van 650 volt reduceerden tot 65 volt. Deze vier transformatoren 650 / 65 V. waren waarschijnlijk de eerste distributie transformatoren die in Nederland als zodanig werden toegepast. Ook het noodzakelijk gebruik van wisselspanning was een unicum. 

De vraag is nu of deze transformatoren door Willem Smit zijn gemaakt of dat hij ze heeft ingekocht. Wij denken dat hij deze transformatoren in 1890 zelf gemaakt heeft maar weten dit niet zeker. Als dat klopt heeft hij 10 jaar eerder transformatoren gemaakt dan wij dachten. Mocht iemand dit weten graag contact opnemen met Rudo Hermsen, mobiel: 06 19009274

Op 6 september 1890 krijgt Krimpen zijn eerste stroom voor 15 straatlantaarns en voor 25 percelen met in totaal 95 lampen van 40 Watt. (Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard).

In 1890 werd Krimpen aan de Lek aangesloten op de centrale in Kinderdijk

In 1890 werd Krimpen aan de Lek aangesloten op de centrale in Kinderdijk 

 

In 1896 bestond de elektrische centrale in Kinderdijk 10 jaar, bron: 6-6-1896, De Ingenieur 

7-1-1911, De Ingenieur

Een van de 2 generatoren van Kinderdijk (1886)  

Originele generator Kinderdijk. Deze is te vinden in de oudheidskamer in de fabriek van Brush in Ridderkerk.  

Bron: De ontwikkeling van de elektriciteit tot het jaar 1926 (Van Swaaij).

Uitbreidingen
Het aantal aansluitingen op de centrale breidde zich uit en in 1908 branden in Kinderdijk 512 lampen en in Krimpen aan de Lek 216. Hierdoor werd de centrale overbelast en dus moest er uitbreiding komen. Dit vond men in het achterste deel van de kopergieterij. Daar wordt een reserve-stoomketel geplaatst maar de mogelijkheden blijven beperkt. Gevolg is dat 2 andere fabrieken ook een eigen elektriciteitscentrale gaan aanleggen (N.V. Kloos & Zonen en J & K Smit in Kinderdijk).

In het midden de kopergieterij van L. Smit & Zoon, waar de uitbreiding voor de elektrische centrale werd geplaatst. (Molenstraat 12 Kinderdijk) Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard.

Schoonhovense Courant, 22-03-1890, bron: Historische Vereniging Crempene. 

 

Willem Smit en Adriaan Pot ?? 1893  

Willem Benjamin Smit en Adriaan Pot in de stationshal van station Nijmegen tijdens uitbreidingen van elektrische verlichting (1893). Bron: Stichting Willem Smit Historie.

Winst & Verlies rekening NV Electrische centrale Kinderdijk (1914).

De sluiting van de centrale
In 1910 begint aan Dordrecht met een geregelde stroomlevering. De centrale heeft een vermogen van 1200 kilowatt. Ook in het gebied rondom Dordrecht bestaat veel belangstelling voor aansluiting op het Dordtse elektriciteitsnet. Zwijndrecht is de eerste gemeente die aangesloten wordt. In 1915 worden de stroomleveranties overgenomen door het Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf te Dordrecht, zodat de stroomlevering vanuit Dordrecht plaats vind en de elektrische centrale in Kinderdijk moet dan(na 29 jaar) het veld ruimen. Dan volgt de liquidatie en de machine installaties worden weggevoerd en leidingen gesloopt zodat deze niet meer gebruikt kunnen worden. Het gebouw wordt eigendom van L. Smit & Zoon en blijft nog jaren staan totdat het in 1964 gesloopt wordt door mensen met weinig gevoel voor historie. Dit gebouw had vanzelfsprekend een museum moeten worden !

Opheffing NV Elektrische centrale Kinderdijk in 1915

In 1917 schreef Jan Lels een artikel in de Ingenieur over de liquidatie van de oudste centrale van Nederland in Kinderdijk. De scan is niet erg duidelijk, maar volgens mij nog redelijk leesbaar.

NRC-04-04-1917

Op 04-04-1917 lezen we in het NRC dat de complete installatie van de voormalige elektrische centrale Kinderdijk te koop staat. Bron: NRC (het artikel werd mij toegestuurd door Jan Weeda, waarvoor nog mijn dank). 

20 september 1975 onthult professor dr. I . Popkov, voorzitter van het International Electrotechnical Comité (I.E.C.) een gedenkplaat die herinnert aan de eerste Nederlandse elektriciteitscentrale in Kinderdijk. De gedenkplaat is aangebracht tegen de gevel van de voormalige kopergieterij te Kinderdijk, thans het informatiecentrum van I.H.C. Smit. 

Systeem de Kothinsky / Kinderdijk
khotinskyNu zijn er natuurlijk altijd mensen die zeggen dat Kinderdijk niet de eerste centrale in Nederland is, want Achilles de Khothinsky uit Rusland had al in 1884 een proefproject met een kleine werkende installatie in Rotterdam neergezet (Systeem de Khotinsky). De Khotinsky fabriceerde de eerste gloeilamp in Nederland en was zeker de eerste met een elektrische centrale, maar beschikte echter niet over een compleet distributie systeem. Het systeem werkte met accumulatoren en hij moest zijn accu's elders opladen en over het water, de Maas, transporteren naar een centraal punt dicht bij de verbruikers. Verder leverde hij niet aan particulieren en was het geen Nederlands fabricaat.

Kinderdijk distribueerde direct van de dynamo naar de verbruiker door middel van ononderbroken elektrische geleidingen. Daarom mag Kinderdijk zeker worden aangemerkt als de eerste openbare Nederlandse elektriciteitscentrale. 

Dit zijn de 2 originele generatoren van Kinderdijk en te vinden in de oudheidskamer in de fabriek van Brush in Ridderkerk., foto Kees Tym. 

  

Een overzichtsfoto van na 1964 toen de elektrische centrale al was gesloopt. Bron: Historische Vereniging West-Alblasserwaard.

Een mooie luchtfoto van Kinderdijk anno nu. Op beide foto's is mooi aangegeven waar de elektrische centrale ooit stond. Bron: Theo Jansen, Historische Vereniging West-Alblasserwaard. Dubbelklik op de foto's om in detail te vergroten

In 2011 besteedde de NOS aandacht aan 125 jaar elektriciteit in hun journaal en op internet evenals RTV Rijnmond. Een replica van de eerste elektriciteitscentrale is te bezichtigen in het Elektriciteitsmuseum in Hoenderlo.
http://www.electriciteitsmuseum.nl/

Wanneer iemand nog fotomateriaal of documentatie heeft van de eerste elektrische centrale in Kinderdijk graag contact opnemen met Rudo Hermsen mobiel: 06 19009274.
Wij zoeken nog: 

  • Foto's van het interieur van de fabriek (nog niets gevonden)
  • Foto's van de fabriek, andere dan in dit artikel.
  • foto's machinist dhr. van den Berg of andere machinisten die hier gewerkt hebben.
  • Foto's van de stokers van de centrale
  • Foto's van medewerkers van de centrale

Bron: De eerste elektriciteitscentrales in Nederland " J. Hoek ,Historische Vereniging West-Alblasserwaard, Historische Vereniging Crempene, Holec Historisch Genootschap, Archief Brush HMA Ridderkerk, Stichting Willem Smit Historie, diverse kranten . Tekst: Rudo Hermsen/ Erik de Vries.


Bron: Pixabay (free of copyrights).

Reacties mogelijk gemaakt door CComment

Historische nieuwsflits

Koelerframes gemaakt door Constructie bedrijf Mey voor Smit Transformatoren (1955-1965)

Constructiebedrijf Mey uit Nijmegen, maakte in de jaren vijftig/zestig van de vorige eeuw enige tijd Koelerframes voor de Transformatoren van Smit. De controleur van Smit op deze foto's was Flip Duits.  Op de achtergrond zien we nog een onverwoestbare oude Smit Laskar staan (LT 10 of LT12). 

foto 01-koelerframes voorSmit-Controleur FritsDuits 

Waarvoor dient een koelerframe ? 
Het nullastverlies ( van de kern, daarom vroeger wel ijzerverlies genoemd) en het kortsluitverlies ( van de wikkeling, daarom vroeger koperverlies genoemd) veroorzaakt warmte in een transformator en moet afgevoerd worden.

Bij zeer kleine transformatoren heeft de gladde wand van de kast genoeg oppervlak om de warmte af tevoeren. Bij kleine transformatoren wordt het koelend oppervlak van de kastwand vergroot met koelvinnen. Bij grotere transformatoren worden radiatoren toegepast. Die kunnen direct aan de kastwand gemonteerd worden met pijpen en flensen. Om de transport breedte te beperken moeten deze vaak afzonderlijk vervoerd worden en ter plekke gemonteerd worden wat door het grote aantal radiatoren veel werk is. Dit is te voorkomen door de radiatoren aan te sluiten op een los koelerframe en dit koeler frame met twee pijpen ( olie in en uit) aan te sluiten op de kast van de transformator.

foto 01-koelerframes voorSmit-Controleur FritsDuits2

 Constructiebedrijf Mey (Hatertseweg in Nijmegen) uit lang vevlogen tijden.

De op het koelerframe gemonteerde radiatoren vervoerd men dan los als één voorgemonteerd geheel. Dit geeft ook als extra voordeel dat men in de lay out van het station wat kan schuiven met de koelerbatterij (samenstel van radiatoren en koelerframe) die seperaat tot op enkele meters van de transformator kan worden opgesteld.

Smit heeft koelerframes zelf gebouwd maar ook wisselend uitbesteed. De jaartallen zijn mij niet bekend. De eerste toepassing zal geweest zijn rond 1925.
Het is waarschijnlijk dat van 1925 tot 1955 de koelerframes zelf gemaakt werden. Van 1982 tot 2000 werden ze ook zelf gemaakt ( misschien mondjes maat uitbesteed) In de periode 1955..1982 is het waarschijnlijk dat ze wisselend bij Smit of bij derden gemaakt werden.

Erik de Vries

Met dank aan Maurice Sengers en Koen Schouten, medewerkers van Smit Transformatoren, die mij deze mooie historische foto's stuurden.

Schrijf reactie (0 Reacties)

50 kV centrale P.E.G.E.M. Wormen / Apeldoorn (1935)

In de Apeldoornse Courant van 17-8-1935 vond ik een mooie foto van de elektriciteitscentrale van Wormen bij Apeldoorn. Erik de Vries gaat er dieper op in.

Wat een mooie foto ! Deze foto is staat niet in het boek van de PGEM. Wel vond ik een weinig zeggende schets van het bovenaanzicht van dit station en een foto van een beperkt gedeelte van het gebouw dat je links ziet. 
Wormen was een buurtschap ongeveer 1,5 km ten zuiden van het centrum van Apeldoorn. Alleen bij een verhaal over de grondaankoop wordt er gesproken over " ..het buurtschap Wormen.." Verder wordt dit station altijd "Apeldoorn" genoemd. Wormen staat alleen op oudere kaarten van dit gebied. Dit station was het op één na het grootste van Gelderland, alleen Arnhem was iets groter. Rond de tijd dat deze foto gemaakt is, stonden er de volgende transformatoren in opgesteld :

  • 9 stuks 3200 kVA (= 3 groepen van 9600 kVA) éénfase transformatoren.
  • 2 stuks 1700 kVA (= 1 groep van 3400 kVA in open V schakeling) dit waren hoogst waarschijnlijk de oudsten.
  • Dus totaal 11 transformatoren 50 / 10 kV met een totaal vermogen van 32200 kVA

Voorts stonden hier 3 stuks regeltransformatoren 10 / 10 kV van elk 10000 kVA ( doorgaand vermogen) hoogst waarschijnlijk regelde die de 10 kV van de 3 groepen van 9600 kVA.

Dit station voedde op 10 kV niveau Apeldoorn en omgeving inclusief een deel van Kootwijk.

Radio Kootwijk werd toen gevoed door een eigen 50 / 10 kV station " Kootwijk" met 6 stuks 1700 kV ( = 2 groepen van 5100 kVA) éénfase transformatoren en 2 stuks regeltransformatoren van 5000 kVA elk. Dit station voedde tevens een deel van de omgeving van Kootwijk. Zowel Apeldoorn als Kootwijk zaten in een 50 kV ring zodat ze van twee kanten gevoed konden worden.

De ring omvatte :
Nijmegen (centrales Gelderland en de oude centrale Nijmegen) , Hemmen ( geen trafo's alleen verdeel inrichting), Ede, Kootwijk, Apeldoorn, Arnhem en weer terug naar Nijmegen. Het merendeel van de éénfase transformatoren en de regeltransformatoren was van het fabricaat Smit, mogelijk allemaal maar daar ben ik niet 100% zeker van. 

Erik de Vries

Schrijf reactie (0 Reacties)

Bedrijfsfilm videobox

Cloud tag

Laatste artikelen

Laatste reacties

      LEES MEER

Wie is online

We hebben 414 gasten en geen leden online

Statistieken

Aantal bekeken pagina's
11573842
DMC Firewall is developed by Dean Marshall Consultancy Ltd